2 - Temperatuur en breedteligging

Klimaten
2 - Temperatuur en breedteligging
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klimaten
2 - Temperatuur en breedteligging

Slide 1 - Tekstslide

Hoe dichter bij de evenaar je bent, hoe ... het wordt.

Slide 2 - Open vraag

Dicht bij de evenaar ben je op...
A
Hoge breedte
B
Lage breedte

Slide 3 - Quizvraag

Vandaag leren we:
- Wat een temperatuurfactor is

- Wat de breedteligging met temperatuur te maken heeft

- Welke luchtstreken er zijn op aarde

Slide 4 - Tekstslide

Groen:
Open zelf de LessonUp, neem door en maak de opdrachten in je schrift.

Blauw/paars:
Blijf in de les en doe mee met de uitleg.

Slide 5 - Tekstslide

We weten nog:
Hoe dichter bij de evenaar, hoe warmer. De zon schijnt daar recht op de aarde.

Hoe ver een plaats van de evenaar ligt, heet de breedteligging.

Slide 6 - Tekstslide

Breedteligging = 1 van de 5 dingen die bepalen hoe warm het ergens is.

Iets dat invloed heeft op de temperatuur, noemen we een temperatuurfactor.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is, behalve breedteligging, nog meer een voorbeeld van een temperatuurfactor?

Slide 8 - Open vraag

Vijf temperatuurfactoren:
1. Breedteligging
2. Hoogteligging (hoe hoger, hoe kouder)
3. Ligging aan zee
4. Stroming van zeestromen
5. Ligging van gebergten

Slide 9 - Tekstslide

Op lage breedte: warme temperaturen.
Op hoge breedte: koude temperaturen.

Slide 10 - Tekstslide

Zo zijn er drie luchtstreken.

Tropen - altijd warm. Tussen de keerkringen op 23,5 NB en ZB.

Gematigde zone - gematigd.

Poolstreken - altijd koud. Vanaf de poolcirkels op 66,5 NB en ZB.
De keerkringen en poolcirkels zijn breedtecirkels: lijnen die net als de evenaar horizontaal over de aarde lopen. NB betekent dat de cirkel op noorderbreedte ligt, ZB dat de cirkel op zuiderbreedte ligt.

Slide 11 - Tekstslide

In welke luchtstreek wonen wij?
A
Tropen
B
Gematigde zone
C
Poolstreek

Slide 12 - Quizvraag

Dit hebben we geleerd:
- Welke vijf temperatuurfactoren er zijn
- Waarom breedteligging te maken heeft met temperatuur
- Welke luchtstreken er op aarde zijn

Aan de slag
Maak de opdrachten op de volgende slides in je schrift.

Paars: de eerste opdracht samen doen.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 1
Lees B49 (pagina 35).
a. Benoem de drie luchtstreken vanaf de evenaar tot de noordpool.
b. Hoe worden de breedtecirkels op 23½° N.B. en Z.B. genoemd?
c. Wat is het verschil tussen de subtropen en de gematigde zone?
d. Hoe worden de breedtecirkels op 66½° N.B. en Z.B. genoemd?

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2
Lees B47 in je basisboek (pagina 34).
a. Noem de vijf temperatuurfactoren die er zijn.
b. Lees de volgende uitspraak en bepaal welke temperatuurfactor bij de uitspraak hoort.
Hoe verder een plaats naar het noorden ligt, hoe kouder het is.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 3
Lees B48 en bekijk de afbeelding op de volgende slide.
a. Er zijn verschillen tussen plaats A en plaats B. Zet de letter A en B onder elkaar in je schrift, en zet de volgende woorden bij de juiste letter:

Noordpool - evenaar - lange weg - korte weg - groot oppervlak - klein oppervlak - koud - warm

b. Waarom is het in het noordpoolgebied altijd koud?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 4
Bekijk de afbeelding op de volgende slide.
a. Bij hoeveel graden Celsius ligt de grens tussen de tropen en de gematigde zone?
b. Bij hoeveel graden Celsius ligt de grens tussen de gematigde zone en de poolstreken?
c. Welke landschappen die we hebben geleerd in het eerste hoofdstuk, liggen in de poolstreken?
d. In de poolstreken groeien geen bomen. Hoe komt dat?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 5
Schrijf van elk van de landschappen hieronder op, in welke luchtstreek ze liggen.

Tropisch regenwoud - Savanne - Loofbos - Taiga - Toendra

Slide 20 - Tekstslide

Extra: opdracht
Lees B48 en bekijk de foto's op de volgende slide.
a. Hoe komt het dat de schaduw op de eerste foto zo klein is?
b. Waarom is er zo'n groot verschil in hoe lang de schaduwen op beide foto's zijn?
c. Kan een schaduw zoals op de eerste foto voorkomen in Nederland? Waarom wel/niet?

Slide 21 - Tekstslide

Schaduw van een persoon rond de evenaar
Schaduwen van personen in Noorwegen

Slide 22 - Tekstslide