Hoofdstuk 5.2 Van infrarood tot ultraviolet K4 les 2

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H5: Licht
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom kader 4!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de examensite opdrachten. 




Jas over je stoel

Slide 2 - Tekstslide

Practicum
Welkom Kader-3 
Start met opdracht 2, 4, 6 en 8 van 2,3 Temperatuur
Je hebt straks je laptop nodig                     START IN:



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 4 - Tekstslide

H5: Licht
Introductie

  • § 5.1 Licht, schaduw en spiegels

  • § 5.2 Van infrarood tot ultraviolet
  • § 5.3 Beelden maken met een lens
  • § 5.4 Oog en bril

Slide 5 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Huiswerkcontrole
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Maak opdrachten op de examensite

Slide 7 - Tekstslide

Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?

Slide 8 - Woordweb

Terugblik
Je kunt beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden.
Je kunt uitleggen wat er kan gebeuren als licht op een voorwerp valt.
Je kunt het verschil toelichten tussen spiegelende en diffuse terugkaatsing.
Je kunt de schaduw tekenen van een voorwerp dat door een lichtbron wordt verlicht.
Je kunt uitleggen hoe lichtstralen door een vlakke spiegel worden teruggekaatst.
Je kunt het spiegelbeeld tekenen van een voorwerp dat voor een spiegel staat.
Je kunt tekenen hoe een lichtbundel door een spiegel wordt teruggekaatst.

Slide 9 - Tekstslide

Twee lichtbronnen zijn de maan en een gloeilamp. Welke van deze twee is een directe lichtbron?
A
Alleen de Maan
B
Alleen de Gloeilamp
C
Beide
D
Geen

Slide 10 - Quizvraag

Een voorwerp dat licht weerkaatst geeft indirect licht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de schaduw als het voorwerp verder van de muur komt in het lamplicht
A
de schaduw wordt groter
B
de schaduw wordt kleiner
C
de schaduw blijft even groot

Slide 13 - Quizvraag

Een schaduw is het gebied waar licht niet kan komen
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Waar is de schaduw het donkerst
A
Tussen B en C
B
Tussen A en B
C
Tussen C en D
D
Tussen B en D

Slide 15 - Quizvraag

Een spiegelbeeld is een virtueel beeld.
Wat betekent ‘virtueel beeld’?

A
Het beeld bestaat alleen in de spiegel.
B
Het beeld is gelijk aan de werkelijkheid.
C
Het beeld is verkleind en staat op zijn kop.
D
Het beeld is zichtbaar op een scherm.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is diffuse weerkaatsing?
A
Een lichtbundel wordt in alle richtingen weerkaatst.
B
Een lichtbundel wordt in één richting weerkaatst.
C
Een lichtbundel wordt loodrecht weerkaatst.

Slide 17 - Quizvraag

Voorkennis


  • Introductie film nova
  • Voorkennis opdrachten 1 t/m 7

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen 5.2 Van infrarood tot ultraviolet
  1. Je kunt uitleggen hoe je de verschillende kleuren in zonlicht zichtbaar kunt maken.
  2. Je kunt de kleuren in het spectrum van zonlicht in de juiste volgorde benoemen.
  3. Je kunt behalve licht twee soorten straling noemen die door de zon worden uitgezonden.
  4. Je kunt uitleggen op welke manier de kleuren van de voorwerpen om je heen ontstaan.
  5. Je kunt drie kenmerkende effecten (uitwerkingen) van uv-straling beschrijven.
  6. Je kunt drie toepassingen van uv-straling in het dagelijks leven beschrijven.
  7. Je kunt drie toepassingen van ir-straling in het dagelijks leven beschrijven.

Slide 19 - Tekstslide

KLEUREN
  • Wit licht bestaat uit alle kleuren   van de regenboog (= spectrum).
  • Het spectrum wordt zichtbaar   bij breking van het licht, bv in   een prisma of regendruppel.
  • Gekleurde voorwerpen kaatsen   alleen het licht terug van hun   eigen kleur. De rest wordt   geabsorbeerd.

Slide 20 - Tekstslide

Het spectrum
Als je naar een regenboog kijkt, 
zie je een reeks kleuren. 


Het licht van de zon wordt gesplitst in: 
rood, oranje, geel, groen, blauw en violet, paars.
Die reeks kleuren noem je het spectrum van zonlicht.
De kleuren zelf heten spectraalkleuren.

Slide 21 - Tekstslide

Het spectrum
Met een prisma kun je zelf een spectrum maken. 
Een prisma is een driehoekig stuk glas of doorzichtig kunststof. 
Het prisma splitst een bundel wit licht in de kleuren van de regenboog, van rood tot violet.

Het omgekeerde kan ook. 
Wit licht is dus niet een aparte kleur, 
maar een mengsel van spectraalkleuren.

Slide 22 - Tekstslide

Het spectrum
De zon zendt behalve licht ook andere soorten straling uit. 
Deze liggen aan weerszijden van het zichtbare spectrum.
Direct naast het violet vind je ultraviolette straling (uv-straling).







Direct naast het rood vind je infrarode straling (ir-straling). 

Slide 23 - Tekstslide

Kleur zien
Als je het shirt in figuur 2 bij daglicht bekijkt, zie je het shirt als rood. 
Dat komt doordat het shirt vooral rood licht weerkaatst.
Andere kleuren worden door het shirt geabsorbeerd. 
Als het weerkaatste rode licht in je ogen valt, zie je een rode kleur.

Slide 24 - Tekstslide

Kleur zien

In werkelijkheid weerkaatst het rode shirt niet alleen rood, maar ook nog wat oranje en geel licht. 
Dat zie je als je het shirt bekijkt door een spectroscoop. 
In de spectroscoop zit een prisma dat het licht splitst in spectraalkleuren. 
Zo kun je aantonen dat het rood van het shirt een mengkleur is. 
Je ogen kunnen het verschil niet zien tussen de mengkleur rood en de spectraalkleur rood (zuiver rood licht).

Slide 25 - Tekstslide

Kleur zien

Slide 26 - Tekstslide

Kleur zien

Slide 27 - Tekstslide

Ultraviolette straling
Ultraviolet  straling is een belangrijk onderdeel van zonlicht.
Je kunt er bruin door worden en bij teveel rood (verbranden).
Daarnaast kan Uv-straling sommige stoffen sterk laten oplichten. 
Je zegt van deze stoffen dat ze fluoresceren.
Sommige dieren kunnen wel uv-straling 
waarnemen. 
Bijen zien uv-straling
==> Nectar en stuifmeel

Slide 28 - Tekstslide

Bescherming tegen uv-straling
  • Uv-straling heeft de eigenschap dat ze stoffen kan afbreken.
  • De Uv-straling in het zonlicht sloopt de kleurstofmoleculen een voor een. 
  • Uv-straling kan ook schade aanrichten aan stoffen in je huid.
  • Straling die moleculen kapot kan maken, noem je ioniserende straling
  • Uv-straling is zwak ioniserend. Röntgenstraling is sterk ioniserend
  • Infrarode straling en licht hebben dat effect niet; deze soorten straling        zijn daarvoor niet krachtig genoeg.

Slide 29 - Tekstslide

Infrarode straling
Ir-straling wordt niet alleen uitgezonden door de zon. 
Alle voorwerpen om je heen zenden ir-straling uit.
Hoe hoger de temperatuur van een voorwerp is, 
hoe meer ir-straling het voorwerp uitzendt. 
Deze ir-straling noem je ook wel warmtestraling. 
Je kunt de straling fotograferen met een speciale 
infraroodcamera. 


De foto die dan ontstaat, noem je een warmtebeeld of thermogram
Een thermogram van een deel van een kamer.

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag!

Maak opdracht: van paragraaf 5.2 Van infrarood tot ultraviolet
1 t/m 12

Je mag samenwerken!
rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 5.2 Van infrarood tot ultraviolet
1 t/m 12
Je mag samenwerken!

Slide 32 - Tekstslide

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 33 - Woordweb

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 34 - Woordweb

Samenvatting

Slide 35 - Tekstslide

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt uitleggen hoe je de verschillende kleuren in zonlicht zichtbaar kunt maken.
  2. Je kunt de kleuren in het spectrum van zonlicht in de juiste volgorde benoemen.
  3. Je kunt behalve licht twee soorten straling noemen die door de zon worden uitgezonden.
  4. Je kunt uitleggen op welke manier de kleuren van de voorwerpen om je heen ontstaan.
  5. Je kunt drie kenmerkende effecten (uitwerkingen) van uv-straling beschrijven.
  6. Je kunt drie toepassingen van uv-straling in het dagelijks leven beschrijven.
  7. Je kunt drie toepassingen van ir-straling in het dagelijks leven beschrijven.

Slide 36 - Tekstslide

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdrachten op de examensite

Dank voor jullie aandacht!

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Het spectrum van wit licht bestaat uit alle kleuren van de regenboog.  Zet de kleuren van dit spectrum in de juiste volgorde.
Het spectrum :
Indigo
Bruin
Groen
Geel
Violet
Blauw
Oranje
Rood

Slide 42 - Sleepvraag






Infrarood = = = =  Ultraviolet
Before red = = = Beyond violet

Slide 43 - Tekstslide

Ik snap de leerdoelen:

A
Ja
B
Nee
C
Een beetje....

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Tekstslide

0

Slide 46 - Video