Herhalen werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Terugblik
  • Doelen
  • Wat weet je nog?
  • Oefenen
  • Leren
  • Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
In de vorige les heb je geleerd hoe je samenstellingen schrijft.

Slide 3 - Tekstslide

Doelen van de les
  • Je kent de verschillende regels voor werkwoordspelling.
  • Je weet hoe je de regels van werkwoordspelling moet toepassen in een zin. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog over de persoonsvorm tegenwoordige tijd?

Slide 5 - Woordweb

Wat weet je nog over de persoonsvorm verleden tijd?

Slide 6 - Woordweb

Wat weet je nog over het voltooid deelwoord?

Slide 7 - Woordweb

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 8 - Tekstslide

1. Je .......... (worden, tt) helemaal gek van al die domme vragen.
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 9 - Quizvraag

2. Ik hoop dat ik .......... (schitteren, tt) in de volgende wedstrijd.
A
schitter
B
schittert
C
schitteren

Slide 10 - Quizvraag

3. .......... (Schakelen, tt) jij dit jaar ook over op zonne-energie?
A
Schakel
B
Schakelt
C
Schakelen

Slide 11 - Quizvraag

4. Myrthe .......... (denken, tt) dat zij het populairste meisje van school is.
A
denk
B
denkt
C
denken

Slide 12 - Quizvraag

5. Tim en Lotte .......... (schuifelen, tt) in het halfdonker op de romantische muziek.

A
schuifel
B
schuifelt
C
schuifelen

Slide 13 - Quizvraag

6. Spel de werkwoorden correct:
Zeg eens eerlijk, .......... (stalken, tt) jij die
arme jongen nu echt?

Slide 14 - Open vraag

7. Spel de werkwoorden correct:
Ik .......... (lunchen, tt) graag met vers brood
en veel fruit.

Slide 15 - Open vraag

8. Spel de werkwoorden correct:
Wat zitten jullie toch te ............. (prutsen, tt) met z'n allen? Zo komt het nooit af.

Slide 16 - Open vraag

9. Spel de werkwoorden correct:
Dus jij .............. (vermoeden, tt) ook dat hij meer
weet dan hij zegt.

Slide 17 - Open vraag

10. Spel de werkwoorden correct:
Met dat domme gezeur ............ (beïnvloeden, tt) Julia heus niet de beslissing van de scheidsrechter.

Slide 18 - Open vraag

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 19 - Tekstslide

1. Julia ............ (sluiten, vt) haar ogen en slaakte een zucht.
A
sluit
B
sluitte
C
sloot
D
sluitten

Slide 20 - Quizvraag

2. De opstandelingen ........... (gaan, vt) ervandoor met hun gevangenen.
A
gaan
B
gingen
C
ging
D
gongen

Slide 21 - Quizvraag

3. Toen Napoleon verslagen was,
............. (denken, vt) niemand erover om zijn veranderingen weer af te schaffen.
A
denken
B
dacht
C
dachten
D
denk

Slide 22 - Quizvraag

4. In mei 1890 ........... (verlaten, vt) van Gogh de inrichting en vestigde zich nabij Parijs.

A
verlaat
B
verlaatte
C
verliet
D
verlieten

Slide 23 - Quizvraag

5. Op 4 mei 1945 .......... (geven, vt) het Duitse leger zich over en was Nederland bevrijd.
A
geven
B
gaf
C
gaven
D
geeft

Slide 24 - Quizvraag

6. Spel de werkwoorden correct:
Wist Bram zelf wel waarover hij ........... (spreken, vt)?

Slide 25 - Open vraag

7. Spel de werkwoorden correct:
Zo'n drieduizend jaar geleden ............. (trekken, vt) de gletsjers zich terug naar het noorden.

Slide 26 - Open vraag

8. Spel de werkwoorden correct:
De manager ......... (zenden, vt) een exemplaar in een verzegelde envelop naar ieder lid van de band.

Slide 27 - Open vraag

9. Spel de werkwoorden correct:
De twee kinderen ............ (bereiken, vt) tegen de avond de overkant van de rivier.

Slide 28 - Open vraag

10. Spel de werkwoorden correct:
Boris ........... (bedanken, vt) zijn moeder voor het mooie cadeau.

Slide 29 - Open vraag

Voltooid deelwoord

Slide 30 - Tekstslide

1. Alle bestellingen worden aangetekend en
verzekerd ............(verzenden, vdw).
A
verzenden
B
verzend
C
verzonden

Slide 31 - Quizvraag

2. Het Nederlands elftal is donderdagavond ...............
(vertrekken, vdw) naar Brazilië.
A
vertrokken
B
vertrekken
C
vertrok
D
vertrek

Slide 32 - Quizvraag

3. Iedereen is na de dienst nog even in de kerk .............. (blijven, vdw).
A
blijven
B
gebleven
C
bleven
D
blijf

Slide 33 - Quizvraag

4. De uitgever had het boek aan alle deelnemers ........... (schenken, vdw).
A
geschonken
B
schonken
C
schonk

Slide 34 - Quizvraag

5. Deze club heeft dit jaar veel nieuwe leden ................. (werven, vdw).
A
werven
B
geworven
C
worf
D
werf

Slide 35 - Quizvraag

Spel de werkwoorden correct:
6. Nooit heeft hij zijn zoon iets ........... (verwijten, vdw).

Slide 36 - Open vraag

Spel de werkwoorden correct:
7. Een vliegtuig van Malaysia Airlines is op 8 maart 2014 van de radar ............ (verdwijnen, vdw).

Slide 37 - Open vraag

Spel de werkwoorden correct:
8. De bal is door Timo opzettelijk door het raam
................. (schieten, vdw).

Slide 38 - Open vraag

Spel de werkwoorden correct:
9. De messen van de kok zijn zeer scherp
..................... (slijpen, vdw).

Slide 39 - Open vraag

Spel de werkwoorden correct:
10. Jelle heeft ................(spreken, vdw) met de ouders van de kinderen die niet op de training kwamen opdagen.

Slide 40 - Open vraag

Opdrachten maken
Wat: Je gaat eerst les 67, 68 en 69 nakijken. Daarna ga je leren voor de toets. 
Hoe: Je gaat naar Magister.learn en kijkt bij spelling. Kies een manier om te leren voor de toets.
Tijd: Je hebt tot het einde van de les de tijd om te leren.
Klaar: lezen.

Slide 41 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 42 - Woordweb

Doelen van de les
  • Je kent de verschillende regels voor werkwoordspelling.
  • Je weet hoe je de regels van werkwoordspelling moet toepassen in een zin. 

Slide 43 - Tekstslide