Pathologie sterven

Pathologie van het sterven 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Pathologie van het sterven 

Slide 1 - Tekstslide

Op welke vraag zou je een antwoord willen krijgen tijdens deze les?

Slide 2 - Woordweb

3

Slide 3 - Video

01:05
Wat betekend epidemiologie?
A
sterftecijfers
B
de methodeleer van onderzoek naar gezondheid en ziekte in menselijke populaties
C
Plotselinge toename in het voorkomen van een bepaalde ziekte
D
de methodeleer van onderzoek naar sterfte in een land

Slide 4 - Quizvraag

03:22
Wat is een voorbeeld van zorg uit de eerste lijn?
A
ziekenhuis
B
verpleeghuiszorg
C
huisarts
D
gehandicaptenzorg

Slide 5 - Quizvraag

04:46
Wat valt jullie op?

Slide 6 - Woordweb

Welke verschijnselen zijn waar te nemen op iemand zijn sterfbed?

Slide 7 - Woordweb

Verschijnselen op het sterfbed
  • Vermindering van de zintuigelijke functies zoals gezichtsvermogen, reukvermogen en smaakvermogen. Indrukken van buiten worden steeds zwakker. 
  • Ervaren van weinig honger of dorst of pijn.
  • Gehoor blijft het langst in tact. 

Slide 8 - Tekstslide

Verschijnselen op het sterfbed
  • Verlies van willekeurige en onwillekeurige spierwerking. de stervende kan niet zelfstandig een comfortabele houding aannemen. het gelaat wordt uitdrukkingsloos en de mond gaat vaak open. Incontinent van urine en ontlasting. 

Slide 9 - Tekstslide

Verschijnselen op het sterfbed
  • Veranderingen aan de huid. Bleke huid door afnemen van circulatie. Acrocyanose. Diepliggende ogen, ingevallen wangen en spitse neus. 

Slide 10 - Tekstslide

Verschijnselen op het sterfbed
  • Temperatuurschommelingen. Meestal daalt de temperatuur. Soms zie je eerste een kortdurende temperatuurstijging. Waarom denken jullie? 

Slide 11 - Tekstslide

Temperatuur schommelingen worden veroorzaakt door:
A
Doordat de doorbloeding in het lichaam vermindert.
B
Doordat alle energie naar de vitale organen gaat.
C
Doordat de doorbloeding van het temperatuurcentrum vermindert.
D
Doordat de stervende niet meer eet of drinkt.

Slide 12 - Quizvraag

Verschijnselen op het sterfbed
  • Uitdroging van het mondslijmvlies. Door het openvallen van de mond gaat de stervende door de mond ademhalen. Slikken is ook vaak lastig.

Slide 13 - Tekstslide

Verschijnselen op het sterfbed
  • Vermindering van het bewustzijn. Het bewustzijn kan ook erg wisselend zijn. 

Slide 14 - Tekstslide

Waarom verminderd het bewustzijn op het sterfbed?
A
Verminderde hartcirculatie
B
Bewust loslaten van het leven
C
Verminderde doorbloeding van de nieren
D
Verminderde cerebrale doorbloeding

Slide 15 - Quizvraag

Verschijnselen op het sterfbed
  • Verandering van bloeddruk en pols. De pulsaties van de polsslagader bij een stervende worden zwakker doordat de bloeddruk van de stervende daalt. Welke volgorde is de juiste? 

Slide 16 - Tekstslide

Verandering van bloeddruk en pols.
A
hartfrequentie neemt af, bloeddruk neemt af, pols is onregelmatig, pols blijft tot het laatst voelbaar
B
hartfrequentie neemt toe, bloeddruk neemt af, pols is onregelmatig, pols is niet meer te voelen.
C
hartfrequentie neemt toe, bloeddruk neemt toe, pols is onregelmatig, pols is niet meer te voelen
D
hartfrequentie neemt toe, bloeddruk neemt af, pols is regelmatig en tot het laatst toe te voelen

Slide 17 - Quizvraag

Verschijnselen op het sterfbed
  • Veranderingen in de ogen.  Hoornvliezen veranderen van helder naar troebel. De pupillen worden steeds wijder en reageren niet meer op licht, lichtstijfheid. 

Slide 18 - Tekstslide

Verschijnselen op het sterfbed
  • Verandering van de ademhaling. De ademhaling wordt snel en oppervlakkig. Dit bemoeilijkt de afvoer van slijm en secreet uit de onderste luchtwegen. Reutelende ademhaling.  

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Welke ademhalingsvorm zag je?
A
apneu
B
gaspen
C
kussmaul ademhaling
D
cheyne-stokes-ademhaling

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Welke ademhalingsvorm zag je?
A
apnoe
B
gaspen
C
kussmaul ademhaling
D
dyspnoe

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Wat kan een oorzaak zijn voor een Kussmaul ademhalingspatroon?
A
Nierfalen
B
Hersenschade
C
Angst
D
Tekort aan insuline

Slide 25 - Quizvraag

Informatie 
Heel belangrijk om in deze laatste fase de familie goed voor te lichten. Laatste fase ziet er bij iedereen min of meer hetzelfde uit, ongeacht de oorzaak van het sterven.

Slide 26 - Tekstslide

Wel of niet vocht in het sterfbed?

Slide 27 - Open vraag

Oorzaken van overlijden
  • Anorexie-cachexiesyndroom (metabool falen).
  • Orgaanfalen; cardiaal, pulmonaal, hepatisch, renaal, cerebraal, ileus.
  • Acute complicatie; bv infectie, bloeding, longembolie, CVA, ritmestoornis, luchtwegobstructie.
  • Stoppen met eten en drinken.
  • Euthanasie. 

Slide 28 - Tekstslide

anorexie-cachexie syndroom
Ondervoeding bij ziekte kan ontstaan door:

  • hongeren (ook wel 'starvation' genoemd) 
  • verminderde inname of resorptie van voedingsstoffen, en/of
  • verhoogd verlies of verbruik van voedingsstoffen
    en/of 
  • metabole stoornissen door ontstekingsprocessen als gevolg van de onderliggende ziekte, bijkomende infecties of behandeling (bijv. grote operaties of chemoradiatie).

Slide 29 - Tekstslide

anorexie-cachexie syndroom
Cachexie is een multifactorieel syndroom dat gekenmerkt wordt door ernstig gewichtsverlies en sarcopenie (aanhoudend verlies van spiermassa, met of zonder verlies van vetmassa). Is niet te behandelen door voeding. Het syndroom  leidt tot asthenie (lichamelijke moeheid, verminderd vermogen tot lichamelijke activiteiten en psychische uitputting, zoals concentratiestoornissen, geheugenverlies en emotionele labiliteit) en progressieve functionele beperkingen. Er is sprake van een negatieve eiwit- en energiebalans als gevolg van verminderde voedselinname en metabole stoornissen.

Slide 30 - Tekstslide

De zorgvrager vraagt aan jou: Hoe ga ik dood?
  1. Samenwerken; zoek met een medestudent uit hoe je deze vraag het beste zou kunnen beantwoorden.
  2. Zelfstandig; op welke manier zou jij hierop reageren?
  3. Samenwerken met een medestudent of zelfstandig; hoe hoor je als professional hierop te reageren? Wat zegt de literatuur hierover?

Klassikale terugkoppeling op Teams over 15 minuten. 



Slide 31 - Tekstslide