Aan het eind van deze les:
Weet je hoe de toets voor periode 2 is gegaan
..ken je de begrippen christenen, monnik, geestelijke, non, klooster en bisschop. (R)
...weet je hoe monniken het christendom verspreidden. (R)
...weet je wie Willibrord en Bonefatius waren. (R)
...kan je vertellen hoe de monniken leefden. (T1)