een levend wezen. een groep samenwerkende organen met een bepaalde functie.
een groep samenwerkende weefsels met een bepaalde functie. een groep samenwerkende cellen met dezelfde vorm en functie. de kleinste bouwstenen van een organisme.
Slide 4 - Tekstslide
Thema 2 - Organen en Cellen
B1 - Orgaanstelsels: herkennen en functies
Slide 5 - Tekstslide
Thema 2 - Organen en Cellen
B1 - Opdracht bij werkblad "Orgaanstelsels en organen"
Weet Wat je Weet & Vul je Valkuilen.
Kijk eerst wat je zelf al uit je hoofd weet en gebruik daarna pas het boek om de rest in te vullen.
Je hebt de rest van de les de tijd om deze opdracht af te ronden. Je mag hierbij je boek of internet gebruiken. Volgende les gaan we het nabespreken. Dus als je het tijdens de les niet af krijgt, wordt het huiswerk.
Slide 6 - Tekstslide
Thema 2 - Organen en Cellen
Opdracht bij werkblad "Orgaanstelsels en organen"
Benoem de verschillende organen.
Geef bij elk orgaan de bijbehorende functie.
Benoem de verschillende orgaanstelsels.
Geef bij elk orgaanstelsel de bijbehorende functie.
Ben je al klaar?
Benoem de drie onderdelen die zijn aangegeven bij een cel.
Dit staat een stukje verder in het boek.
Slide 7 - Tekstslide
Thema 2 - Organen en Cellen
B3 - Cellen
Elk organisme is opgebouwd uit één of meer cellen.
De cellen kunnen verschillende vormen hebben.
Dat heeft te maken met de functie van de cel.
Elke cel bevat verschillende onderdelen, de orgaantjes van de cel: celorganellen.
Cellen en celorganellen zijn erg klein.
We gebruiken een microscoop om de cellen zichtbaar te krijgen.