Bs 1 + bs 2 Genotype en fenotype

Welkom bij biologie T3
Kom rustig binnen in het lokaal​.
Doe je telefoon in de telefoontas.
​Pak je boeken en schoolspullen erbij.​
Tijdens de uitleg is het stil, daarna werken volgens de instructie van de docent​
timer
5:00
Blz. 166 t/m 167 voorkennis maken. ​
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom bij biologie T3
Kom rustig binnen in het lokaal​.
Doe je telefoon in de telefoontas.
​Pak je boeken en schoolspullen erbij.​
Tijdens de uitleg is het stil, daarna werken volgens de instructie van de docent​
timer
5:00
Blz. 166 t/m 167 voorkennis maken. ​

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 1 Genotype en fenotype
Basisstof 2 Genen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert het verschil tussen fenotype en genotype
Je kent de factoren die fenotype en genotype bepalen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

genotype en fenotype

gen: erfelijke informatie

fenotype: uiterlijk


voorbeelden?

Slide 6 - Tekstslide

fenotype
  • Het fenotype is het uiterlijk van een organisme
  • Veel van die uiterlijke kenmerken heb je geërfd van je ouders, maar je kunt je fenotype ook zelf aanpassen.
  • Deze aanpassingen kun je niet doorgeven aan je nakomelingen.

Slide 7 - Tekstslide

genotype
  • In élke cel van je lichaam staat informatie voor ál je erfelijke eigenschappen.
  • Een stukje DNA waar informatie staat over 1 bepaalde eigenschap heet een ''gen''.
  • Mensen hebben in elke lichaamscel 46 chromosomen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat zijn chromosomen

Slide 10 - Tekstslide

Bouw van DNA

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Maak de opdrachten

Slide 13 - Tekstslide

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 14 - Quizvraag


Wat is juist?
A
1 celkern 2 genen
B
1 cel 2 chromosomen
C
3 DNA 4 gen
D
3 Chromosomen 4 DNA

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen hebben wij?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 16 - Quizvraag

Welke uitspraak over genotype en fenotype klopt het best?
A
Het fenotype komt voort uit het genotype.
B
Het genotype komt voort uit het fenotype.
C
Het fenotype komt voort uit het genotype en milieuinvloeden.
D
Het genotype komt voort uit het fenotype en milieuinvloeden.

Slide 17 - Quizvraag

Hebben plantencellen ook DNA?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Waar bestaan chromosomen uit?
A
Celplasma
B
DNA

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Maak de opdrachten

Slide 24 - Tekstslide

gen: donker haar
gen:
rood haar
gen: rood haar
gen:
rood haar

Slide 25 - Tekstslide

Homozygoot &  heterozygoot
  • De ouders zijn heterozygoot, ze hebben twee verschillende genen voor haarkleur. Bruin haar is het dominante gen.

  • De jongen is homozygoot, hij heeft twee dezelfde genen voor haarkleur. 1 van pa, 1 van ma.
    Rood haar is het recessieve gen.Alleen bij 2 van deze genen zichtbaar


Slide 26 - Tekstslide

Eigenschappen doorgeven
Homozygoot: 2 dezelfde genen
Heterozygoot: 2 verschillende genen

Dominant: gen dat overheerst over een ander gen.
Recessief: gen dat onderdrukt wordt.

Slide 27 - Tekstslide