Oefenvragen voor de toets.

Uit hoeveel botten bestaat het volwassen skelet?
A
350
B
300
C
205
D
206
1 / 41
volgende
Slide 1: Quizvraag
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Uit hoeveel botten bestaat het volwassen skelet?
A
350
B
300
C
205
D
206

Slide 1 - Quizvraag

Wat zijn functies van het skelet? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Beweging en bescherming
B
het geven van steun en vorm
C
productie van bloedcellen
D
opslag van mineralen en energie

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van pijpbeenderen?
A
dijbeen en opperarmbeen
B
handen en voetwortelbeentjes
C
schouderblad en de beenderen in je schedel
D
ruggenwervels en bekken

Slide 3 - Quizvraag

Pijpbeenderen – Deze botten zijn lang en dun. Een kenmerk ervan is dat ze een dun middendeel (schacht) en bredere uiteinden hebben. Voorbeelden van pijpbeenderen zijn je dijbeen en opperarmbeen. De schacht van het bot bestaat uit hard botweefsel, met daarbinnen de mergholte. De mergholte is gevuld met sponsachtig botweefsel en geel beenmerg (vet). Het bredere uiteinde bestaat voornamelijk uit sponsachtig botweefsel. Het harde botweefsel is daar slechts een dun schilletje.

Slide 4 - Tekstslide

Hand en voetwortelbeentjes > korte beenderen. Deze beenderen zijn ongeveer net zo breed als dat ze lang zijn. Ze hebben een dun laagje hard botweefsel, met sponsachtig botweefsel.

Schouderblad en beenderen in de schedel> platte beenderen. Deze beenderen zijn breed en plat. Ze beschermen het weefsel dat eronder ligt. Daarnaast hechten er spieren op deze botten aan. Ze hebben een brede laag hard botweefsel en een dunne laag sponsachtig botweefsel. 

Ruggenwervels en bekken > Tot deze groep behoren beenderen met een onregelmatige vorm, die niet ingedeeld kunnen worden in de andere drie groepen.Deze botten bestaan uit een dunne laag hard botweefsel, met binnenin sponsachtig botweefsel.

Slide 5 - Tekstslide

Voor voor soort gewricht is de knie?
A
rolgewricht
B
scharniergewricht
C
zadelgewricht
D
kogelgewricht

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Hoe heet de opening tussen de schedelnaden bij baby's?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel paar ribben heeft een mens?
A
6
B
10
C
12

Slide 10 - Quizvraag

De bovenste zeven paar ribben worden ware ribben genoemd. Deze ribben zitten door middel van kraakbeen vast aan het borstbeen. De onderste vijf paar ribben worden valse ribben genoemd. Deze ribben zijn namelijk niet direct verbonden met het borstbeen. De bovenste drie paar valse ribben zijn via kraakbeen verbonden aan het kraakbeen van de zevende rib. Het uiteinde van de onderste twee paar valse ribben ligt los. Deze ribben worden ook wel de zwevende ribben genoemd. Aan de rugkant hechten de ribben aan de dwarsuitsteeksels van de borstwervels.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat zie je op de afbeelding?
A
Galwegen
B
Dunne darm
C
Dikke darm

Slide 13 - Quizvraag

Bij welke vorm van afweer zijn witte bloedcellen betrokken?
A
specifieke afweer
B
niet-specifieke afweer

Slide 14 - Quizvraag

Waaruit bestaat het grootste gedeelte van de voeding?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten
D
vitaminen

Slide 15 - Quizvraag

Waar ligt de thymus (zwezerik)?
A
tussen borstbeen en de luchtpijp
B
bij de lever
C
bij de dunne darm
D
bij de dikke darm

Slide 16 - Quizvraag

Met welke bloedgroep ben je een universele donor?
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 17 - Quizvraag

iemand met bloedgroep 0 aan iedereen bloed mag geven (universele donor);
iemand met bloedgroep A > alleen  A of AB bloed geven;
iemand met bloedgroep B > alleen B of AB bloed geven ;
iemand met bloedgroep AB > alleen  AB bloed geven.

Slide 18 - Tekstslide

Welke cellen kunnen worden aangevallen bij een andere resusfactor?
A
witte bloedcellen
B
rode bloedcellen

Slide 19 - Quizvraag

Welk deel van de huid is dikker?
A
opperhuid
B
lederhuid

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

In welke huidlaag injecteer je bij toedienen van insuline?
A
opperhuid
B
lederhuid
C
onderhuidse (vet)weefsel

Slide 22 - Quizvraag

Persoonlijke verzorging

Slide 23 - Tekstslide

Wat is de volgorde van de slaapfases bij een gezonde slaap?
A
Sluimerfase, Lichte slaap. Diepe slaap, Droomslaap (REM-slaap)
B
Diepe slaap, Droomslaap (REM-slaap), Lichte slaap, Sluimerfase
C
Lichte slaap, Diepe slaap, Droomslaap (REM-slaap), Sluimerfase
D
Sluimerfase,Droomslaap (REM-slaap), Lichte slaap, Diepe slaap

Slide 24 - Quizvraag

In welk stadium van de slaap hersteld het lichaam?
A
Lichte slaap
B
Droom slaap (REM-slaap)
C
Diepe
D
Sluimerfase

Slide 25 - Quizvraag

Welke van onderstaande afbeeldingen is een saturatiemeter?
A
B
C
D

Slide 26 - Quizvraag

Een bewusteloos slachtoffer dat ademt leg je....
A
op een donzen dekbed
B
op zijn rug met armen in de lucht
C
op zijn buik
D
in de stabiele zijligging

Slide 27 - Quizvraag

3

Slide 28 - Video

00:24
Ze heeft bewustzijn gecontroleerd, toen 112 gebeld en op speaker gezet. Wat gaat ze nu controleren?
A
Bloeddruk
B
Ademhaling
C
Pols
D
Bloedsomloop

Slide 29 - Quizvraag

01:35
Zij gaat starten met borstcompressies, hoeveel keer moet zij dit doen?
A
30
B
15
C
20
D
10

Slide 30 - Quizvraag

01:56
Zij tilt hier de kin op met 2 vingers, hoe wordt dit ook wel genoemd?
A
2-vingers methode
B
Opstootje
C
Kinprothese
D
Chinlift/kinlift

Slide 31 - Quizvraag

Apnoe
Hyperpnoe
Normaal

Slide 32 - Sleepvraag

Onderdruk is de druk in het systeem op het moment dat het hart in rust is, dus tussen twee samentrekkingen in.​ Een ander woord voor de onderdruk is...
A
Diastole
B
Systole
C
Molostole
D
Symbiose

Slide 33 - Quizvraag

Bij een te hoge bloeddruk spreek je van
A
Hypothermie
B
Hypotensie
C
Hyperthermie
D
Hypertensie

Slide 34 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van verhoging als het gaat om lichaamstemperatuur?
A
38
B
38,5
C
37,5
D
37

Slide 35 - Quizvraag

Een volwassen man heeft een verkeersongeluk gehad. Hij heeft ernstige beenwonden opgelopen en hierbij veel bloed verloren. Op welke vorm van shock loopt deze man risico?
A
Cardiogene shock
B
Obstructieve shock
C
Hypovolemische shock
D
Distributieve shock

Slide 36 - Quizvraag

Bij een hypovolemische shock is er te weinig bloedvolume om het vaatbed te vullen. Het lichaam en vitale organen krijgen hierdoor te weinig bloed. Veel bloedverlies kan deze vorm van shock veroorzaken. Een cardiogene shock wordt veroorzaakt als het hart onvoldoende bloed pompt. Bij een afsluiting in de bloedsomloop kan er een obstructieve shock ontstaan. Een allergie of sepsis kan de spiertjes rondom de bloedvaten laten ontspannen, waardoor er een distributieve shock ontstaat.

Slide 37 - Tekstslide

Welke stellingen zijn juist?
A
Koolmonoxide komt vrij bij een onvolledige verbranding van koolstof.
B
De kleur van de huid van iemand met koolmonoxidevergiftiging is blauw.
C
Iemand met koolmonoxidevergiftiging moet in halfzittende houding gepositioneerd worden.
D
Koolstofmonoxide (CO) is een kleur- en geurloos gas.

Slide 38 - Quizvraag

Welke term hoort bij onderstaande verschijnselen?
Bleekheid, koude en klamme huid
A
Hitte-uitputting
B
Hittestuwing
C
Koude rillingen
D
Koude bibbers

Slide 39 - Quizvraag

Wat zijn de verschijnselen bij een blaasontsteking? Meerdere antwoorden mogelijk
A
Verwardheid
B
Bloed in de urine
C
Riekende urine
D
Pijn bij het plassen

Slide 40 - Quizvraag

Hoe vond je de toetsvoorbereiding vandaag?

Slide 41 - Open vraag