7.4 De wereld is een dorp?

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

7.4 De wereld is een dorp?

Globalisering...

• = toenemende vrije wereldhandel
• is eenvoudiger geworden door openstellen grenzen en technologische ontwikkelingen (bijv in communicatie en transport)
• zorgt voor toename internationale arbeidsverdeling (= een product wordt gemaakt en geëxporteerd door het land dat dit het beste en goedkoopste kan maken).       begrijp ook vraag 35...

Voordeel globalisering:

Met een Open Economie (veel internationale handel zoal bijv NL) heb je direct voordeel vd groei van wereldhandel

Nadelen Globalisering...

• laaggeschoold werk verdwijnt naar lagelonenlanden (dus laaggeschoolden in ons land krijgen moeilijker een baan)
• ongelijke welvaartsverdeling (landen met een slechte concurrentiepositie raken nog verder achterop)
• negatieve gevolgen milieu (grondstoffen op, bossen weg, etc)

Kennen/ begrijpen!!!!!!!!!!:

Hoe houdt een land (NL!) een goede concurrentiepositie??? Oftewel hoe kunnen we veel blijven handelen/ exporteren???

Door te zorgen voor een goede kwaliteit en betaalbare prijzen!!

Denk daarbij aan o.a.: goed onderwijs, goede gezondheidszorg, goede infrastructuur, veel investeren in nieuwe ontwikkelingen!!!!!

Verschil tussen Ontwikkelde ("Westerse") landen en

Ontwikkelingslanden

Een Ontwikkeld land heeft een:

• Verregaande industrialisatie (technologische ontwikkeling)
  
• Hoge mate van arbeidsverdeling (specialisten voor elk werk) 
  
• Goede infrastructuur (=netwerken en verbindingen)  
  
• Hogere levensstandaard ofwel meer welvaart (=Nat. ink. p.p) 
  

Landen die (nog lang) niet in deze categorie zitten, worden vaak Ontwikkelingslanden genoemd

 "Opkomende landen/ economieën" zijn landen die snel van ontwikkelings- naar ontwikkeld land groeien. Kenmerken:

• Snelle economische groei
• Gericht op handel met buitenland
• Grote landen (ook verschillende klimaten!)
• Veel inwoners
• Hoog verstedelijkingstempo
• Veel ongelijkheid

Brazilië 

Rusland

India

China

Southa Africa

Voorbeelden van Opkomende economieën: "BRICS"

• Brazilië
  
• Rusland
  
• India
  
• China
  
• South Africa
  

Westerse bedrijven kunnen niet concurreren tegen de (vul in)....................... productie in Opkomende economieën

1. Arbeidintensieve
2. Kapitaalintensieve

Westerse bedrijven hebben vaak ook veel (vul in)......................... kosten voor strenge milieu-eisen dan in Opkomende economieën

1. lagere
2. hogere

In Westerse landen zijn de loonkosten voor de bedrijven ook ................. vanwege de (premies voor) sociale wetgeving

1. lager
2. hoger

De volgende zinnen gaan over globalisering. Welke is juist?

1. Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
2. Internet heeft het proces van globalisering versneld.
3. Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld een vrijhandelszone.
4. Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.

Door globalisering komt er steeds meer internationale arbeidsverdeling

1. onjuist
2. juist

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.
1 Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren.
2 Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren.
3 Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.
Wat is de juiste volgorde?

1. Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
2. Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
3. Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
4. Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Voorzieningen die nodig zijn voor vervoer en communicatie noem je ..

1. Structuur
2. Infrastructuur
3. Wegen
4. Internet

Wat hoort NIET bij de infrastructuur?

1. Havens
2. Speeltuinen
3. Vliegvelden
4. Elektriciteitsnetwerk

Twee stellingen over de internationale concurrentiepositie van een land (zelf ook kunnen uitleggen!!!!!!!!!!:
I: de internationale concurrentiepositie verbetert als de arbeidsproductiviteit toeneemt.
II: de internationale concurrentiepositie verbetert als de infrastructuur van het land verbetert.

1. Stelling I is juist en stelling II onjuist
2. Stelling I is onjuist en stelling II is juist
3. Beide zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

Plak hier de foto('s) van je gemaakte OEFENopgaven par 7.3 en 7.4