2.2 DNA en specialisatie van cellen part 1

Welk celorganel hoort er bij een dierlijke cel?
WEL
NIET
Mitochondrium
Celkern
Chloroplast
Endoplasmatisch
reticulum
Vacuole
Golgi-systeem
1 / 20
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welk celorganel hoort er bij een dierlijke cel?
WEL
NIET
Mitochondrium
Celkern
Chloroplast
Endoplasmatisch
reticulum
Vacuole
Golgi-systeem

Slide 1 - Sleepvraag

Wie heeft er GEEN celkern?
A
Bacterie
B
Schimmel
C
Plant
D
Dier

Slide 2 - Quizvraag

2.2 DNA en specialisatie van cellen

Slide 3 - Tekstslide

DNA
  • De celkern bevat DNA-moleculen
  • DNA bevat informatie voor het maken van de duizenden eiwitmoleculen waaruit je lichaam bestaan                                       → een stuk DNA-molecuul met de informatie voor het maken van een eiwit heet een gen
  • Stukken DNA die niet coderen voor eiwitten, worden nonsense-DNA of junk-DNA genoemd

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

DNA nucleotide
Een nucleotide bestaat uit:
- Stikstofbase (A, T, C of G)
- Fosfaatgroep
- Suikergroep (deoxyribose)
Vier stikstofbasen:
- A = adenine
- T = thymine
- C = cytosine
- G = guanine

Slide 6 - Tekstslide

DNA basenparen
DNA vormt een dubbele helix...                                                                                                   --> Hoe?

De stikstofbasen van DNA vormen 
basenparen:
- Adenine (A) + Thymine (T)
- Guanine (G) + Cytosine (C)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

RNA
1 Een RNA-molecuul is kort en heeft één streng.
2 RNA bevat de stikstofbase uracil in plaats van T. U koppelt met A.
3 RNA bevat de suiker ribose in plaats van deoxyribose

Slide 10 - Tekstslide

Startcodon & Stopcodon
  • De synthese van een aminozuurketen begint altijd bij het ''start'' codon en stopt bij het ''stop'' codon.
  • Start codon is altijd AUG, er zijn meerdere stopcodonnen. Zoek eens een code op van een stop codon.

BINAS Tabel 71G

Slide 11 - Tekstslide

Eiwitsynthese

Slide 12 - Tekstslide

Eiwit
Een eiwit is een belangrijke 
bouwstof voor het lichaam 

Een eiwit kun je zien als een 
kralenketting bestaande uit 
verschillende aminozuren
(in totaal 20 aminozuren in dierlijke cellen)

Slide 13 - Tekstslide

Mutaties
Plotselinge verandering van het DNA

Treden vaak op in enkele cel > niet waarneembaar
Grootte van invloed afhankelijk van soort en plaats mutatie

Mutatie in geslachtscel kan worden geërfd > nakomelingen hebben deze mutatie dan in elke cel 

Slide 14 - Tekstslide

puntmutatie: verandering van een nucleotide

Slide 15 - Tekstslide

Genoommutatie

Slide 16 - Tekstslide

De celcyclus
G1 De cel groeit en maakt eiwitten ter voorbereiding
van de S-fase.
S Elk DNA-molecuul verdubbelt. Hierdoor kunnen
beide dochtercellen de complete erfelijke
informatie krijgen.
G2 De cel groeit, maakt organellen en eiwitten
aan om de mitose goed te laten verlopen.
M (mitose) De cel verdeelt het DNA in twee identieke 
delen. Elk deel is de basis voor de celkern van een dochtercel.

Slide 17 - Tekstslide

Overzicht celcyclus

Slide 18 - Tekstslide

Celdifferentiatie
  • Cellen hebben een functie 
  • Een stamcel kan verschillende type cellen maken -> celdifferentiatie
Celdifferentiatie:

Slide 19 - Tekstslide

Opdrachten
2.2 opdrachten zonder symbool

Slide 20 - Tekstslide