Week 45: herhaling H4 en nieuw H5 + opdrachten maken

1. 10 minuten stillezen
2. opdrachten wederkerend/wederkerig vnw 
2. herhalen bijzin + hoofdzin
3. Opdrachten maken bij H4 blz 119 

Wat leer je?
- Je kunt onderscheid maken tussen hoofd- en bijzinnen
- Je weet wat een enkelvoudige zin en een samengestelde zin is
- Je kunt een onderschikkende en nevenschikkende zin onderscheiden
Wat gaan we doen?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1. 10 minuten stillezen
2. opdrachten wederkerend/wederkerig vnw 
2. herhalen bijzin + hoofdzin
3. Opdrachten maken bij H4 blz 119 

Wat leer je?
- Je kunt onderscheid maken tussen hoofd- en bijzinnen
- Je weet wat een enkelvoudige zin en een samengestelde zin is
- Je kunt een onderschikkende en nevenschikkende zin onderscheiden
Wat gaan we doen?

Slide 1 - Tekstslide

Ga lekker lezen 
Pak je boek
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

1. 10 minuten stillezen
2. opdrachten wederkerend/wederkerig vnw 
2. herhalen bijzin + hoofdzin
3. Opdrachten maken bij H4 blz 119 

Wat leer je?
- Je kunt onderscheid maken tussen hoofd- en bijzinnen
- Je weet wat een enkelvoudige zin en een samengestelde zin is
- Je kunt een onderschikkende en nevenschikkende zin onderscheiden
Wat gaan we doen?

Slide 3 - Tekstslide

Elke zin heeft één persoonsvorm,

Maar, soms kunnen twee zinnen samen één nieuwe zin vormen.

1. Ik moet de afwas met de hand doen.
2. De afwasmachine is defect.

Ik moet de afwas met de hand doen, want de afwasmachine is kapot. 



Samengestelde zin

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kun je de persoonsvorm vinden in een samengestelde zin?

Slide 5 - Open vraag

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofdzinnen en bijzinnen: 
  • Als er tussen persoonsvorm en onderwerp een woord (bijvoorbeeld 'niet') kán staan, dan is dat een bijzin. 
  • In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achteraan.
  • Kan dit niet, dan is het een hoofdzin. 
  • Hoofdzinnen kun je dus ook zelfstandig gebruiken.

Slide 6 - Tekstslide

          VRAGEN

Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Slide 7 - Tekstslide

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 8 - Quizvraag

Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 9 - Quizvraag

Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 10 - Quizvraag

Aan de slag
Nederland heeft veel onderzoekers voortgebracht, maar wie was de grootste? 

Stap 1: wat is/zijn de pv's 

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Nederland heeft veel onderzoekers voortgebracht, maar wie was de grootste? 

Stap 1: wat is/zijn de pv's 
Stap 2: wat is het onderwerp?

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Nederland heeft veel onderzoekers voortgebracht, maar wie was de grootste? 

Stap 1: wat is/zijn de pv's 
Stap 2: wat is het onderwerp?
Stap 3: kan er iets tussen ow en pv komen te staan?


Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Nederland heeft veel onderzoekers voortgebracht, maar wie was de grootste? 

Stap 1: wat is/zijn de pv's 
Stap 2: wat is het onderwerp?
Stap 3: kan er iets tussen ow en pv komen te staan?
Nee = wat betekent dat?



Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Nederland heeft veel onderzoekers voortgebracht, maar wie was de grootste? 

Stap 1: wat is/zijn de pv's 
Stap 2: wat is het onderwerp?
Stap 3: kan er iets tussen ow en pv komen te staan?
Nee en Nee = het zijn dus twee hoofdzinnen 
Dat betekent dat het nevenschikkend is


Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Maak en kijk na: opdracht 2, 3 en 4  (blz. 119)

Ben je klaar? Dan maak je ook opdracht 4 

Slide 16 - Tekstslide

Een zin uit meerdere zinsdelen bestaan. Hoofdzinnen en bijzinnen.

Heeft een zin een bijzin? Dan heeft zo'n bijzin een functie:
- het is een onderwerp
- het is een lijdend voorwerp
- het is een meewerkend voorwerp
- het is een bijwoordelijke bepaling



Zinsdeelzinnen 

Slide 17 - Tekstslide

Dat Yildiz biologie gaat studeren, had volgens mij niemand verwacht. 

Stap 1: wat is de hoofdzin? Wat is de bijzin? 
Stap 2: vul in plaats van de bijzin iets anders in. 
Stap 3: ontleed de hele zin met dat nieuwe woord van jou erin
Stap 4: zo ontdek je welke functie de bijzin heeft 


Zinsdeelzinnen: soorten bijzinnen

Slide 18 - Tekstslide

Dat Yildiz biologie gaat studeren, had volgens mij niemand verwacht. 

Stap 1: wat is de hoofdzin? Wat is de bijzin? 
{Dat Yildiz biologie gaat studeren}
Stap 2: vul in plaats van de bijzin iets anders in. 
Stap 3: ontleed de hele zin met dat nieuwe woord van jou erin
Stap 4: zo ontdek je welke functie de bijzin heeft 


Zinsdeelzinnen: soorten bijzinnen

Slide 19 - Tekstslide

Dat Yildiz biologie gaat studeren, had volgens mij niemand verwacht. 

Stap 1: wat is de hoofdzin? Wat is de bijzin? 
{Dat Yildiz biologie gaat studeren}
Stap 2: vul in plaats van de bijzin iets anders in. 
Yildiz' studiekeuze 
Stap 3: ontleed de hele zin met dat nieuwe woord van jou erin
Stap 4: zo ontdek je welke functie de bijzin heeft 


Zinsdeelzinnen: soorten bijzinnen

Slide 20 - Tekstslide

Dat Yildiz biologie gaat studeren, had volgens mij niemand verwacht. 

Stap 3: ontleed de hele zin met dat nieuwe woord van jou erin
had = pv
ow = niemand
wg = had verwacht
Yildiz' studiekeuze = lijdend voorwerp 
Stap 4: zo ontdek je welke functie de bijzin heeft 


Zinsdeelzinnen: soorten bijzinnen

Slide 21 - Tekstslide

Dat Yildiz biologie gaat studeren, had volgens mij niemand verwacht. 

Stap 3: ontleed de hele zin met dat nieuwe woord van jou erin
had = pv
ow = niemand
wg = had verwacht
Yildiz' studiekeuze = lijdend voorwerp 
Stap 4: zo ontdek je welke functie de bijzin heeft 
Bijzin is een lijdend voorwerpbijzin


Zinsdeelzinnen: soorten bijzinnen

Slide 22 - Tekstslide

Dit artikel beschrijft de ontwikkeling van duurzame energievoorziening. 

  • Zinsdeel? Of zinsdeelzin? 
  • Vraag jezelf altijd eerst af: 
  • is het een samengestelde zin of niet? 
  • Kijk daarvoor eerst naar de persoonsvormen! 

Als een zin een enkelvoudige zin is, kan het dus geen zinsdeelzin hebben. 
Aan de slag

Slide 23 - Tekstslide

Dit artikel beschrijft hoe duurzame energievoorziening zich zal ontwikkelen.

Zinsdeel of zinsdeelzin? 

1. is het een samengestelde zin of niet?
2. Dat weet je door naar de pv te kijken. Wat is de pv?
Aan de slag

Slide 24 - Tekstslide

Dit artikel beschrijft hoe duurzame energievoorziening zich zal ontwikkelen.

Zinsdeel of zinsdeelzin? 

1. is het een samengestelde zin of niet?
2. Dat weet je door naar de pv te kijken. Wat is de pv?
Aan de slag

Slide 25 - Tekstslide

Dit artikel beschrijft hoe duurzame energievoorziening zich zal ontwikkelen.

Zinsdeel of zinsdeelzin? 

1. is het een samengestelde zin of niet?
2. Dat weet je door naar de pv te kijken. Wat is de pv?
3. Zit er een bijzin in de zin? Dat weet je door te kijken of er een woord tussen ow + ov past. 
Aan de slag

Slide 26 - Tekstslide

Dit artikel beschrijft hoe duurzame energievoorziening zich NIET/WEL/ OVER EEN PERIODE VAN 10 JAAR zal ontwikkelen.

Zinsdeel of zinsdeelzin? 

1. is het een samengestelde zin of niet?
2. Dat weet je door naar de pv te kijken. Wat is de pv?
3. Zit er een bijzin in de zin? Dat weet je door te kijken of er een woord tussen ow + ov past. 
Aan de slag

Slide 27 - Tekstslide

Dit artikel beschrijft hoe duurzame energievoorziening zich NIET/WEL/ OVER EEN PERIODE VAN 10 JAAR zal ontwikkelen.

Zinsdeel of zinsdeelzin? 

1. is het een samengestelde zin of niet?
2. Dat weet je door naar de pv te kijken. Wat is de pv?
3. Zit er een bijzin in de zin? Dat weet je door te kijken of er een woord tussen ow + ov past. JA

Aan de slag

Slide 28 - Tekstslide

Dit artikel beschrijft hoe duurzame energievoorziening zich zal ontwikkelen.

Zinsdeel of zinsdeelzin? 

Het is een zinsdeelzin! 
Aan de slag

Slide 29 - Tekstslide

Maken + nakijken opdracht: 1 t/m 3 blz 149. 
Ben je klaar? Dan maak je ook opdracht 4. 

Vragen? Steek je vinger op! 
Aan de slag

Slide 30 - Tekstslide