Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Les 32 + 35 - woordenschatstrategieën - versterking
Les 32 + 35 woordenschatstrategieën versterking
1 / 27
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Secundair onderwijs
In deze les zitten
27 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
25 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Les 32 + 35 woordenschatstrategieën versterking
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Opdracht
In de tekst zijn woorden gekleurd.
Met welke woordenschatstrategie kan je de betekenis achterhalen?
Zijn dit zelfstandige naamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden?
--> Vul de opdrachten in.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Woord 1: Black Lives Matter
Welke woordsoort is dit?
A
Dit is een zelfstandig naamwoord: eigennaam.
B
Dit is een zelfstandig naamwoord: soortnaam.
C
Dit is een bijvoeglijk naamwoord.
D
Dit is een werkwoord.
Slide 5 - Quizvraag
Welke woordenschatstrategie kan je gebruiken om de betekenis te achterhalen?
A
Ik kijk naar de woordbouw. Ik herken een deel van de samenstelling of afleiding.
B
Ik kijk naar de woordfamilie. Ik ken een woord dat erop lijkt, maar dan uit een andere taal of van een andere woordsoort.
C
Ik kan de betekenis afleiden uit de context.
D
Het lukt me echt niet om één van de bovenstaande drie woordenschatstrategieën te gebruiken. Ik moet een woordenboek raadplegen.
Slide 6 - Quizvraag
Wat denk je dat het woord betekent?
De uitleg moet zeker niet perfect zijn. Omschrijf in je eigen woorden.
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Woord 2: Politiegeweld
Welke woordsoort is dit?
A
Dit is een zelfstandig naamwoord: eigennaam.
B
Dit is een zelfstandig naamwoord: soortnaam.
C
Dit is een bijvoeglijk naamwoord.
D
Dit is een werkwoord.
Slide 9 - Quizvraag
Welke woordenschatstrategie kan je gebruiken om de betekenis te achterhalen?
A
Ik kijk naar de woordbouw. Ik herken een deel van de samenstelling of afleiding.
B
Ik kijk naar de woordfamilie. Ik ken een woord dat erop lijkt, maar dan uit een andere taal of van een andere woordsoort.
C
Ik kan de betekenis afleiden uit de context.
D
Het lukt me echt niet om één van de bovenstaande drie woordenschatstrategieën te gebruiken. Ik moet een woordenboek raadplegen.
Slide 10 - Quizvraag
Wat denk je dat het woord betekent?
De uitleg moet zeker niet perfect zijn. Omschrijf in je eigen woorden.
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Woord 3: Trayvon Martin
Welke woordsoort is dit?
A
Dit is een zelfstandig naamwoord: eigennaam.
B
Dit is een zelfstandig naamwoord: soortnaam.
C
Dit is een bijvoeglijk naamwoord.
D
Dit is een werkwoord.
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Woord 4: privilege
Welke woordsoort is dit?
A
Dit is een zelfstandig naamwoord: eigennaam.
B
Dit is een zelfstandig naamwoord: soortnaam.
C
Dit is een bijvoeglijk naamwoord.
D
Dit is een werkwoord.
Slide 15 - Quizvraag
Welke woordenschatstrategie kan je gebruiken om de betekenis te achterhalen?
A
Ik kijk naar de woordbouw. Ik herken een deel van de samenstelling of afleiding.
B
Ik kijk naar de woordfamilie. Ik ken een woord dat erop lijkt, maar dan uit een andere taal of van een andere woordsoort.
C
Ik kan de betekenis afleiden uit de context.
D
Het lukt me echt niet om één van de bovenstaande drie woordenschatstrategieën te gebruiken. Ik moet een woordenboek raadplegen.
Slide 16 - Quizvraag
Wat denk je dat het woord betekent?
De uitleg moet zeker niet perfect zijn. Omschrijf in je eigen woorden.
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Woord 5: protesteren
Welke woordsoort is dit?
A
Dit is een zelfstandig naamwoord: eigennaam.
B
Dit is een zelfstandig naamwoord: soortnaam.
C
Dit is een bijvoeglijk naamwoord.
D
Dit is een werkwoord.
Slide 19 - Quizvraag
Welke woordenschatstrategie kan je gebruiken om de betekenis te achterhalen?
A
Ik kijk naar de woordbouw. Ik herken een deel van de samenstelling of afleiding.
B
Ik kijk naar de woordfamilie. Ik ken een woord dat erop lijkt, maar dan uit een andere taal of van een andere woordsoort.
C
Ik kan de betekenis afleiden uit de context.
D
Het lukt me echt niet om één van de bovenstaande drie woordenschatstrategieën te gebruiken. Ik moet een woordenboek raadplegen.
Slide 20 - Quizvraag
Wat denk je dat het woord betekent?
De uitleg moet zeker niet perfect zijn. Omschrijf in je eigen woorden.
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Woord 6: ongepast
Welke woordenschatstrategie kan je gebruiken om de betekenis te achterhalen?
A
Ik kijk naar de woordbouw. Ik herken een deel van de samenstelling of afleiding.
B
Ik kijk naar de woordfamilie. Ik ken een woord dat erop lijkt, maar dan uit een andere taal of van een andere woordsoort.
C
Ik kan de betekenis afleiden uit de context.
D
Het lukt me echt niet om één van de bovenstaande drie woordenschatstrategieën te gebruiken. Ik moet een woordenboek raadplegen.
Slide 23 - Quizvraag
Wat denk je dat het woord betekent?
De uitleg moet zeker niet perfect zijn. Omschrijf in je eigen woorden.
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Tekstslide
Woord 7: zwarte
Welke woordsoort is dit?
A
Dit is een zelfstandig naamwoord: eigennaam.
B
Dit is een zelfstandig naamwoord: soortnaam.
C
Dit is een bijvoeglijk naamwoord.
D
Dit is een werkwoord.
Slide 26 - Quizvraag
Heb je de leerstof nu begrepen?
Ja
Bijna... Ik heb toch nog een vraag hierover.
Nee
Slide 27 - Poll
Meer lessen zoals deze
Les 32 + 35 - woordenschatstrategieën - versterking
13 dagen geleden
- Les met
27 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Tussenstop 4
11 dagen geleden
- Les met
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Tussenstop 4
Mei 2024
- Les met
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 6 - waarom woordenschat belangrijk is
Oktober 2023
- Les met
40 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 6 - waarom woordenschat belangrijk is
12 dagen geleden
- Les met
40 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Woordenkraker deel 5
April 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 6 - waarom woordenschat belangrijk is
November 2023
- Les met
34 slides
Werkwoorden - zelfstandige naamwoorden - bijvoeglijke naamwoorden
Februari 2024
- Les met
45 slides
Nederlands
Secundair onderwijs