Tussen bijvoeglijke naamwoorden
Als je twee bijvoeglijke naamwoorden achter elkaar kunt wisselen van plek, zet je een komma. Voorbeeld:
voor maar, want, omdat, doordat, tenzij, terwijl, mits, zodat
Marieke heeft de grote, bruine kast opgeruimd.
Marieke heeft de bruine, grote kast opgeruimd.