Figuurlijk taalgebruik

Lezen
timer
10:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands    
Figuurlijk taalgebruik          

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
- Aan het einde van de les weet je wat figuurlijk taalgebruik is. 

- Aan het einde van de les weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik. 

Slide 3 - Tekstslide

Figuurlijk

taalgebruik

Slide 4 - Tekstslide


LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?


Slide 5 - Tekstslide

Mijn broer krijgt de baard in de keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 6 - Quizvraag

Je moet nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quizvraag

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'tegen de lamp lopen'



Wat betekent het nu?

Slide 11 - Tekstslide


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

'tegen de lamp lopen'


Wat is er gebeurd?

Slide 12 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik 
  • Spreekwoorden
  • gezegdes
  • uitdrukkingen

Slide 13 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 14 - Tekstslide

Wat is figuurlijk taalgebruik?

Slide 15 - Woordweb

Figuurlijk taalgebruik

Het tegenovergestelde van figuurlijk
=
Letterlijk



Slide 16 - Tekstslide

Leerdoel:
- Ik kan figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen.
- Ik kan de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek.
- Ik weet de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit deze paragraaf. 

Maken: 
H3 Woordenschat boek blz. 82/83 
- startopdracht
- opdracht 1

Klaar?
- lezen

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 1 bespreken

Slide 18 - Tekstslide

Neem de betekenissen over op je werkblad.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoel:
- Ik kan figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen.
- Ik kan de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek.
- Ik weet de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit deze paragraaf. 
Zelfstandig werken: 
H3 Woordenschat: 
Maken: 
  •  opdracht 2 (boek blz. 83)
  • opdracht 3 (boek blz. 84)
Klaar?
- lezen

Slide 20 - Tekstslide