les 5.3 + 5.4
1 / 12
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Ik
heb
een boek
gekocht
lijdend voorwerp
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
Slide 6 - Sleepvraag
Wat voor een zinsdeel is het
gedeelte: WIL in de zin:
Saskia wil op de bank haar boek
lezen.
gedeelte: WIL in de zin:
Saskia wil op de bank haar boek
lezen.
stap 1: persoonsvorm - vraag- of tijdproef
Stap 2: wwg = pv + andere ww
Stap 3: ond = wie/wat + wwg
Stap 4: lijd.vw = wie/wat + wwg + ond
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
werkwoordelijk gezegde
D
lijdend voorwerp
Slide 7 - Quizvraag
Wat voor een zinsdeel is het
gedeelte: DE MEIDEN in de zin:
De meiden hebben voor
vanmiddag afgesproken.
gedeelte: DE MEIDEN in de zin:
De meiden hebben voor
vanmiddag afgesproken.
stap 1: persoonsvorm - vraag- of tijdproef
Stap 2: wwg = pv + andere ww
Stap 3: ond = wie/wat + wwg
Stap 4: lijd.vw = wie/wat + wwg + ond
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
werkwoordelijk gezegde
D
lijdend voorwerp
Slide 8 - Quizvraag
Thomas heeft Marieke
bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
timer
1:00
stap 1: persoonsvorm - vraag- of tijdproef
Stap 2: wwg = pv + andere ww
Stap 3: ond = wie/wat + wwg
Stap 4: lijd.vw = wie/wat + wwg + ond
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen
Slide 9 - Quizvraag
Mag ik jouw rekenmachine
lenen ?
Lijdend voorwerp =
lenen ?
Lijdend voorwerp =
timer
1:00
stap 1: persoonsvorm - vraag- of tijdproef
Stap 2: wwg = pv + andere ww
Stap 3: ond = wie/wat + wwg
Stap 4: lijd.vw = wie/wat + wwg + ond
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
geen lijdend voorwerp
