Bij het werkwoord
turnen heb je voor een goede zin één vraag nodig:
Wie of wat doet het?
Maar bij sommige werkwoorden heb je nog een extra vraag nodig. Bijvoorbeeld bij bakken.
Om snel het lijdend voorwerp te kunnen vinden, stel je de volgende vraag:
Wie of wat + gezegde + onderwerp?
Een zin met het werkwoord ophalen kan er zo uitzien: