Fascisme en Communisme

Tussen de oorlogen
1918-1939

2.2 Fascisme en Communisme




1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tussen de oorlogen
1918-1939

2.2 Fascisme en Communisme




Slide 1 - Tekstslide

Terugblik:

  • Welvaart en crisis in de Verenigde Staten


Deze les:

  •  Fascisme en Communisme



Slide 2 - Tekstslide

de tijd van wereldoorlogen 1900-1950
  • KA 30 Economische wereldcrisis
  • KA 31  Racistisch en totalitair karakter van het nationaal socialisme
  • KA 32 Het totalitair karakter van het communistische politieke systeem.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Leerdoelen:
Lesdoel: Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen waarom de Portugezen, de Spanjaarden en later andere Europeanen, ontdekkingsreizen ondernamen.

Taaldoelen:  Lezen, begrijpend lezen, leren samenvatten, historische begrippen en uitbreiding woordenschat.

Slide 5 - Tekstslide

Armoede
WOI
Economische crisis
Extreme omstandigheden
Vóór &
tijdens WOI
Ná WOI
communisme
fascisme
nationaalsocialisme

Slide 6 - Tekstslide

Fascisme

Slide 7 - Tekstslide

Fascisme
Fascisme is:  een  extreemrechtse politieke stroming

Fasces
Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor
de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Benito Mussolini


Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)

Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, 
en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 10 - Tekstslide

    Herstellen van het Romeinse Rijk in haar glorietijd met de Middellandse zee als Mare Nostrum



Slide 11 - Tekstslide

Fascisme in Europa
  • 'Oplossing voor de crisis'

  • Populair in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw

  • Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen

  • Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)

Slide 12 - Tekstslide

Oswald Mosley (Engeland)
Anton Mussert (Nederland)

Slide 13 - Tekstslide

             Francisco Franco

  • Caudillo de España por la Gracia de Dios (leider van Spanje bij de Gratie Gods)
  • Fascistische dictator van Spanje tussen 1939 en 1975(!), die een einde aan de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) maakte.

  • Historici zijn het er overigens niet over eens of Franco daadwerkelijk in het   rijtje van fascistische leiders als Mussolini en Hitler hoort.


Slide 14 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen  die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is antidemocratisch: het volk   hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is.

Slide 15 - Tekstslide

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden. (Het recht van de sterkste: Sociaal-Darwinisme)


Slide 16 - Tekstslide

Communisme

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

                 Jozef Stalin


Leider,  van de Sovjet-Unie (1924-1953)
Onder Stalin werd het communistische Sovjet-Unie een totalitaire samenleving. (een samenleving waarin de machthebbers extreem veel hebben te zeggen over het volk)

Slide 19 - Tekstslide

Kenmerken van communisme (1)
  • De Sovjet-Unie werd geregeerd door één   partij, de communistische partij.
  • Communisme is antidemocratisch: het   volk hoeft niet mee te praten.
  • Sprake van persoonsverheerlijking (van        Stalin).

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Kenmerken van communisme (2)
  • De economie werd geregeld door   een Planeconomie.
     Een van de plannen voor de economie           was de Collectivisatie.

  • de Sovjet-Unie was een totalitaire staat
    door middel van showprocessen.

Slide 22 - Tekstslide

               Planeconomie

  • Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een planeconomie.
  • Dit betekende dat de staat besliste wat én hoe er moest worden geproduceerd.

Slide 23 - Tekstslide

Zo waren er vijfjarenplannen: hierin was vastgelegd wat er in de komende vijf jaar moest worden geproduceerd.
Dát het werd geproduceerd was meestal belangrijker dan hoe het was geproduceerd: de kwaliteit en de keuze was beperkt.

Slide 24 - Tekstslide

              Collectivisatie

  • Tientallen kleine zelfstandige boerderijen werden samengevoegd (collectivisatie) tot   één groot boerenbedrijf, een kolchoz. 
  • De boerengezinnen werkten en woonden daar met elkaar. 
  • De grond, het vee, de gereedschappen, de oogst: alles was van iedereen. 


Slide 25 - Tekstslide



  • De collectivisatie moest zorgen voor een hogere opbrengst, maar dat viel vaak tegen en er ontstonden hongersnoden. Boeren slachtten hun vee uit protest tegen de collectivisatie. 

  • Boeren die zich op deze manier verzetten tegen de collectivisatie, omdat ze hun eigen boerderijtje niet wilden opgeven, werden gezien als vijand van het Staat en het communisme. Miljoenen boeren zijn om die reden vermoord.

Slide 26 - Tekstslide

               Showprocessen


  • Tegenstanders worden (meestal) vals beschuldigd en worden in een oneerlijke     rechtszaak tot zware straffen veroordeeld.

  • Bij dit soort showprocessen stond de uitkomst al vast voordat de rechtszaak was   begonnen: schuldig!

Slide 27 - Tekstslide



  • ...en ze waren zeer effectief! De angst onder de bevolking was groot. 
  • Zelfs zó groot dat mensen niet meer op een familiefoto met deze 'verraders' wilden   worden vertoond.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide


Goelag

  • Miljoenen 'tegenstanders' kwamen terecht in een goelag, een strafkamp.
  • In deze 'opvoedingskampen' moesten de gevangenen, onder zeer zware omstandigheden, dwangarbeid verrichten.

  • Sommige van deze kampen hadden niet eens hekken, omdat ontsnappen zinloos was: de kou en de wolven zouden je uiteindelijk wel doden

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
  • fascisme
  • ideologie
  • indoctrinatie
  • totalitair
  • planeconomie
  • kolchozen
  • collectivisatie
  • koelakken
  • dwangarbeider
  • stalinisme

Slide 32 - Tekstslide

Jaartallen uit deze les
  • 1922

Slide 33 - Tekstslide

Personen uit deze les

  • Mussolini
  • Stalin
  • Trotski

Slide 34 - Tekstslide

Resumé
Denk na over wat er in de les is besproken en probeer het in eigen woorden samen te vatten:
Wie, Wat, Waarom, Wanneer
timer
5:00

Slide 35 - Tekstslide

      Aan de slag & Huiswerk
Schrijf op in je agenda voor de volgende les:
  1. Lees en bestudeer § 2,2
  2. Samenvatting § 2,2
  3. Maak de volgende opdracht uit je opdrachtenboekje: 1 en 2 van § 2,1
      Uit je werkboek: 2,3,5, 6 en 7. § 2,1
      Lever deze in op de ELO. Rood wordt zo besproken!
timer
5:00

Slide 36 - Tekstslide