DA1 les 5

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

DA1 les 5

Programma

Aanwezigheid

Huiswerk bespreken

Voegwoorden

Voorzetsels

Zelfstandig werk / huiswerk

Opdracht 4

1 Maud = zn houdt = ww de = lw hoge = bn bergen = zn het = lw

 indrukwekkende = bn landschap = zn

2 Wist = ww stalen = stof. bn  spijkers = zn een = lw betonnen = stof. bn

 muur = zn kunt = ww slaan = ww

3 nieuwe = bn Merwedelaan = zn hebben = ww stenen = stof. bn

 vloer = zn aangelegd = ww

4 onderwijsassistent = zn hield = ww spelende = bn merkte = ww

 Jona = zn klom = ww

5 financiële = bn injectie = zn goed = bn voortzetting = zn

Opdracht 1

De caissière vroeg aan ons of wij onze identiteitskaart konden laten zien.

Opdracht 1

De caissière vroeg aan ons of wij onze identiteitskaart konden laten zien.

ons = pers.vnw wij = pers.vnw onze = bez.vnw

Opdracht 1

Ik greep in toen Youp zijn rem niet hard genoeg intrapte.

Opdracht 1

Ik greep in toen Youp zijn rem niet hard genoeg intrapte.

ik = pers.vnw zijn = bez.vnw 

Opdracht 1

Hij heeft het tafeltje geverfd, zodat het sneller verkocht zal worden.

Opdracht 1

Hij heeft het tafeltje geverfd, zodat het sneller verkocht zal worden.

Hij = pers.vnw het = pers.vnw

Opdracht 1

4 u = pers.vnw uw = bez.vnw

5 We = pers.vnw haar = bez.vnw

6 Wij = pers.vnw onze = bez.vnw

7 hun = bez.vnw zij = pers.vnw

8 hun = bez.vnw hen = pers.vnw

Opdracht 2

1. Die, deze
2. Zulke
3. dit, die
4. Dergelijke
5. dat
6. die, zo'n 

Opdracht 3

1 aanwijzend

2 bezittelijk

3 persoonlijk

4 bezittelijk

5 bezittelijk

6 aanwijzend

Voegwoord

Berend heeft een boterham gegeten. Berend wordt misselijk.

Zelfstandig werk / huiswerk

Blz. 159-161 opdracht 1 t/m 4

(Gram 1.4)

Via Starttaal