Hoofdstuk 3.2 Spiegels B3 les 2

H3: Licht
Benodigheden
- laptop
- boek
- liniaal/geodriehoek


Tassen op de grond
Rustig aan het werk

Welkom Basis 3!
Ga zitten en start met:

De nova-opdrachten 2, 6, 7 en 9 van 3.1.




Jas over je stoel
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3: Licht
Benodigheden
- laptop
- boek
- liniaal/geodriehoek


Tassen op de grond
Rustig aan het werk

Welkom Basis 3!
Ga zitten en start met:

De nova-opdrachten 2, 6, 7 en 9 van 3.1.




Jas over je stoel

Slide 1 - Tekstslide

Practicum
Welkom Kader-3 
Start met opdracht 2, 4, 6 en 8 van 2,3 Temperatuur
Je hebt straks je laptop nodig                     START IN:



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Tekstslide

H3: Licht
Introductie
  • § 3.1 Licht en schaduw
  • § 3.2 Spiegels
  • § 3.3 Lenzen
  • § 3.4 Een reëel beeld tekenen
  • § 3.5 Het oog
  • § 3.6 Het kleurenspectrum

Slide 4 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Terugblik
  2. Leerdoelen
  3. Instructie (uitleg)
  4. Afsluiting 
  5. Huiswerk
  6. Nabespreking

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik
  1. Je kunt het verschil tussen directe en indirecte lichtbronnen benoemen.
  2. Je kunt lichtstralen tekenen.
  3. Je kunt het verschil tussen drie soorten lichtbundels uitleggen.
  4. Je kunt de schaduw construeren van een voorwerp waar licht op valt.

Slide 6 - Tekstslide

Twee lichtbronnen zijn de maan en een gloeilamp. Welke van deze twee is een directe lichtbron?
A
Alleen de Maan
B
Alleen de Gloeilamp
C
Beide
D
Geen

Slide 7 - Quizvraag

Een voorwerp dat licht weerkaatst geeft indirect licht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de schaduw als het voorwerp verder van de muur komt in het lamplicht
A
de schaduw wordt groter
B
de schaduw wordt kleiner
C
de schaduw blijft even groot

Slide 10 - Quizvraag

Een schaduw is het gebied waar licht niet kan komen
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Waar is de schaduw het donkerst
A
Tussen B en C
B
Tussen A en B
C
Tussen C en D
D
Tussen B en D

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Leerdoelen  3.2 Spiegels
  1. Je kunt het gezichtsveld beschrijven.
  2. Je kunt beschrijven hoe je het gezichtsveld kunt vergroten.
  3. Je kunt kenmerken van een spiegelbeeld benoemen.
  4. Je kunt een spiegelbeeld tekenen.

Slide 14 - Tekstslide

Belangrijke woorden
  • Gezichtsveld 
  • Spiegelbeeld 
  • Virtueel beeld

Schrijf deze woorden in je schrift en zoek de betekenis.
Schrijf de betekenis achter de woorden in je schrift.

Slide 15 - Tekstslide

Lichtbronnen
Milan kijkt door een raam naar buiten (fig.1).
Hij ziet gras, struiken en een tak van een 
boom. De stam van de boom zelf ziet hij niet. 
Om de hoek van het raam kan hij niet kijken, 
want de boom bevindt zich niet in zijn 
gezichtsveld. 
Je gezichtsveld is het deel van je omgeving dat je kunt zien.

Slide 16 - Tekstslide

Je gezichtsveld vergroten
Een spiegel maakt je gezichtsveld groter

Dat is belangrijk in het verkeer. 
Met spiegels op je scooter kun je zien wat 
achter je is, zonder om te kijken. 

Ook kun je met een spiegel ‘om de hoek’ 
kijken. Dat zie je in figuur 3. Als er niks aankomt, kun je veilig doorrijden.

Slide 17 - Tekstslide

Spiegelbeeld
Je spiegelbeeld is het beeld dat je ziet als je in een 
spiegel kijkt. Je spiegelbeeld is even groot als jijzelf. 
Je spiegelbeeld staat ook even ver van de spiegel 
als jijzelf. 
Wat vóór de spiegel boven is, is bij je spiegelbeeld ook boven, want je spiegelbeeld staat niet op zijn kop. Maar links en rechts zijn omgekeerd. 

Het beeld dat je in een spiegel ziet, is er in werkelijkheid niet. 
Zo’n beeld noem je een virtueel beeld.

Slide 18 - Tekstslide

Spiegelbeeld

Slide 19 - Tekstslide

Een spiegelbeeld tekenen
Je hebt een geodriehoek nodig om een spiegelbeeld te tekenen.
In figuur 5 van je boek zie je hoe dit moet.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Samenvatting
  1. Je gezichtsveld is het deel van je omgeving dat je kunt zien.
  2. Een spiegel maakt je gezichtsveld groter.
  3. Je spiegelbeeld is even groot als jijzelf, maar in een spiegel zijn links en rechts omgekeerd.
  4. Het spiegelbeeld staat even ver van de spiegel als het voorwerp zelf.
  5. Boven en beneden zijn niet omgekeerd bij je spiegelbeeld.

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 3.2 Spiegels
1 t/m 9 
Je mag samenwerken!

Slide 23 - Tekstslide

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 24 - Woordweb

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 25 - Woordweb

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt het gezichtsveld beschrijven.
  2. Je kunt beschrijven hoe je het gezichtsveld kunt vergroten.
  3. Je kunt kenmerken van een spiegelbeeld benoemen.
  4. Je kunt een spiegelbeeld tekenen.

Slide 26 - Tekstslide

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdracht: van paragraaf 3.2 Spiegels 1 t/m 9 

Dank voor jullie aandacht!

Slide 30 - Tekstslide