Hoofdstuk 3.2 Spiegels B3 les 2

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H3: Licht
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Basis 3!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de nova-opdrachten 6 en 7 van 3.1.




Jas over je stoel

Slide 2 - Tekstslide

Practicum
Welkom Kader-3 
Start met opdracht 2, 4, 6 en 8 van 2,3 Temperatuur
Je hebt straks je laptop nodig                     START IN:



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 4 - Tekstslide

H3: Licht
Introductie
  • § 3.1 Licht en schaduw
  • § 3.2 Spiegels
  • § 3.3 Lenzen
  • § 3.4 Een reëel beeld tekenen
  • § 3.5 Het oog
  • § 3.6 Het kleurenspectrum

Slide 5 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Maak opdracht: van paragraaf 3.1 Licht, schaduw en spiegels
1 t/m 4 en 9 t/m 12

Slide 7 - Tekstslide

Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?

Slide 8 - Woordweb

Terugblik
  1. Je kunt het verschil tussen directe en indirecte lichtbronnen benoemen.
  2. Je kunt lichtstralen tekenen.
  3. Je kunt het verschil tussen drie soorten lichtbundels uitleggen.
  4. Je kunt de schaduw construeren van een voorwerp waar licht op valt.

Slide 9 - Tekstslide

Twee lichtbronnen zijn de maan en een gloeilamp. Welke van deze twee is een directe lichtbron?
A
Alleen de Maan
B
Alleen de Gloeilamp
C
Beide
D
Geen

Slide 10 - Quizvraag

Een voorwerp dat licht weerkaatst geeft indirect licht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de schaduw als het voorwerp verder van de muur komt in het lamplicht
A
de schaduw wordt groter
B
de schaduw wordt kleiner
C
de schaduw blijft even groot

Slide 13 - Quizvraag

Een schaduw is het gebied waar licht niet kan komen
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Waar is de schaduw het donkerst
A
Tussen B en C
B
Tussen A en B
C
Tussen C en D
D
Tussen B en D

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Leerdoelen  3.2 Spiegels
  1. Je kunt het gezichtsveld beschrijven.
  2. Je kunt beschrijven hoe je het gezichtsveld kunt vergroten.
  3. Je kunt kenmerken van een spiegelbeeld benoemen.
  4. Je kunt een spiegelbeeld tekenen.

Slide 17 - Tekstslide

Lichtbronnen
Milan kijkt door een raam naar buiten (fig.1).
Hij ziet gras, struiken en een tak van een 
boom. De stam van de boom zelf ziet hij niet. 
Om de hoek van het raam kan hij niet kijken, 
want de boom bevindt zich niet in zijn 
gezichtsveld. 
Je gezichtsveld is het deel van je omgeving dat je kunt zien.

Slide 18 - Tekstslide

Je gezichtsveld vergroten
Een spiegel maakt je gezichtsveld groter

Dat is belangrijk in het verkeer. 
Met spiegels op je scooter kun je zien wat 
achter je is, zonder om te kijken. 

Ook kun je met een spiegel ‘om de hoek’ 
kijken. Dat zie je in figuur 3. Als er niks aankomt, kun je veilig doorrijden.

Slide 19 - Tekstslide

Spiegelbeeld
Je spiegelbeeld is het beeld dat je ziet als je in een 
spiegel kijkt. Je spiegelbeeld is even groot als jijzelf. 
Je spiegelbeeld staat ook even ver van de spiegel 
als jijzelf. 
Wat vóór de spiegel boven is, is bij je spiegelbeeld ook boven, want je spiegelbeeld staat niet op zijn kop. Maar links en rechts zijn omgekeerd. 

Het beeld dat je in een spiegel ziet, is er in werkelijkheid niet. 
Zo’n beeld noem je een virtueel beeld.

Slide 20 - Tekstslide

Spiegelbeeld

Slide 21 - Tekstslide

Een spiegelbeeld tekenen
Je hebt een geodriehoek nodig om een spiegelbeeld te tekenen.
In figuur 5 van je boek zie je hoe dit moet.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Samenvatting
  1. Je gezichtsveld is het deel van je omgeving dat je kunt zien.
  2. Een spiegel maakt je gezichtsveld groter.
  3. Je spiegelbeeld is even groot als jijzelf, maar in een spiegel zijn links en rechts omgekeerd.
  4. Het spiegelbeeld staat even ver van de spiegel als het voorwerp zelf.
  5. Boven en beneden zijn niet omgekeerd bij je spiegelbeeld.

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 3.2 Spiegels
1 t/m 9 
Je mag samenwerken!

Slide 25 - Tekstslide

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 26 - Woordweb

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 27 - Woordweb

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt het gezichtsveld beschrijven.
  2. Je kunt beschrijven hoe je het gezichtsveld kunt vergroten.
  3. Je kunt kenmerken van een spiegelbeeld benoemen.
  4. Je kunt een spiegelbeeld tekenen.

Slide 28 - Tekstslide

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdracht: van paragraaf 3.2 Spiegels 1 t/m 9 

Dank voor jullie aandacht!

Slide 32 - Tekstslide