In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Wie bepaalt wat literatuur is?
Slide 1 - Woordweb
Slide 2 - Tekstslide
Wat is fictie?
Slide 3 - Woordweb
Wat is non fictie?
Slide 4 - Woordweb
Wat is non-fictie?
Gebaseerd op controleerbare feiten
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wat is fictie?
Verzonnen
Ook gebaseerd op werkelijkheid
Anders niet geloofwaardig
Slide 7 - Tekstslide
Autobiografische roman
Gebaseerd op een heftige gebeurtenis
Vaak veel media-aandacht
Slide 8 - Tekstslide
Geloofwaardige fictie roman
Schrijver Bernlef verdiepte zich in het onderwerp 'Alzheimer'
Boek is nu onderdeel van opleiding artsten en verpleegkundigen
Slide 9 - Tekstslide
Doel van de les
Je leert nadenken over de relatie tussen fictie en werkelijkheid.
Slide 10 - Tekstslide
Werkfase
Ga naar pagina 136 van je oefenboek
Beantwoord vraag 1, 2, 3, 6, 7a en 7d
Gebruik pen en papier of log in bij LessonUp
Heb je een vraag? Ik loop vanzelf langs.
timer
25:00
Slide 11 - Tekstslide
1. De grens tussen fictie en non-fictie is moeilijk te trekken. Waarom is dit zo? Zie handboek p. 134-135
Slide 12 - Open vraag
2. Wat wordt bedoeld met: 'Schrijvers experimenteren in het geestelijke laboratorium van het echte leven?
Zie handboek p. 134-135
Slide 13 - Open vraag
3a. Waarom kan iemand die aanzet tot racisme voor de rechter worden gesleept?
Zie handboek p. 134-135
Slide 14 - Open vraag
3b. Waarom kan en schrijver die een personage datzelfde laat doen, niet worden aan geklaagd; ook niet als dat personage lijkt op een bekende Nederlander? Zie handboek p. 134-135
Slide 15 - Open vraag
3c. Waarom krijgen schrijvers van romans deze bescherming? Zie handboek p. 134-135
Slide 16 - Open vraag
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?
Slide 17 - Open vraag
Lees het verhaal 'Op tijd' van Inki de Jonge op pagina 136-137 van je oefenboek. Omschrijf kort waarover dit verhaal gaat.
Slide 18 - Open vraag
Lees het verhaal 'Op tijd' van Inki de Jonge op pagina 136-137 van je oefenboek. In dit verhaal zit een opvallende breuk. Waar? Welk effect heeft deze breuk op de lezer?
Slide 19 - Open vraag
Bekijk de foto op pagina 137 van je oefenboek. Bespreek met een of meer klasgenoten wat je op deze foto ziet en welk verhaal deze foto vertelt.
Slide 20 - Open vraag
Bespreek met elkaar de vraag wat de werkelijkheid beter benadert: fictie (verhaal) of non-fictie (het krantenbericht).