toets grammatica basis

Nederlands - p1 - oefeningen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - p1 - oefeningen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen: 
Doel herhalen persoonsvorm, zinsdelen
ww.gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Lesopzet:
voorlezen
toetsje grammatica
starten spelling

Slide 3 - Tekstslide

Ik heb een mooie hond.
persoonsvorm (pv)?
A
Ik
B
heb
C
mooie
D
hond

Slide 4 - Quizvraag

Haar naam is Birei.
pv?
A
Haar
B
naam
C
is
D
Birei

Slide 5 - Quizvraag

Ze is drie jaar oud.
pv=
A
Ze
B
is
C
drie jaar
D
oud

Slide 6 - Quizvraag

We hebben haar bij een fokker in Lansmeer gekocht.
pv=
A
We
B
hebben
C
een fokker
D
Lansmeer

Slide 7 - Quizvraag

Ze is een Japanse Akita.
pv=
A
Ze
B
is
C
een
D
Japanse Akita

Slide 8 - Quizvraag

Spelen vindt ze erg leuk.
pv=
A
Spelen
B
vindt
C
ze
D
erg leuk

Slide 9 - Quizvraag

Ze komt uit een nest met zeven puppy's.
pv=

A
Ze
B
komt
C
uit een nest
D
met zeven puppies

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is goed in zinsdelen verdeeld?
A
Ze/ komt/ uit een nest met zeven puppy's.
B
Ze komt/ uit een nest met zeven puppy's.
C
Ze komt/ uit een nest/ met zeven puppy's.
D
Ze komt uit een nest/met zeven puppy's.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is goed in zinsdelen verdeeld?
A
Ze/ is /erg /gegroeid.
B
Ze is/ erg/ gegroeid.
C
Ze is erg/ gegroeid.
D
Ze/ is/ erg gegroeid.

Slide 12 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde=alle werkwoorden in de zin.
Mijn moeder heeft voor de visite een cake gebakken.
A
Mijn moeder
B
heeft
C
heeft gebakken
D
een cake

Slide 13 - Quizvraag

De heksen toveren de prins om in een kikker.
ww.gezegde=
A
De heksen
B
toveren
C
toveren de prins
D
in een kikker

Slide 14 - Quizvraag

Heeft Tom die kartonnen doos hier neergezet?
ww.gez.=
A
Heeft
B
Heeft neergezet
C
die kartonnen
D
doos

Slide 15 - Quizvraag

Mijn broertje ruimt nooit zijn spullen op.
ww. gez.
A
Mijn broertje
B
ruimt
C
ruimt zijn spullen op
D
ruimt op

Slide 16 - Quizvraag

Onderwerp= wie of wat + gezegde (werkwoorden)

Slide 17 - Tekstslide

Ik speel klarinet en saxofoon.
Onderwerp=
A
Ik
B
speel
C
klarinet
D
saxofoon

Slide 18 - Quizvraag

Vroeger heb ik gevoetbald en paardgereden.
Onderwerp=
A
Vroeger
B
heb
C
ik
D
gevoetbald en paardgereden

Slide 19 - Quizvraag

Mijn lievelingspaard heette Pablo.
Onderwerp=
A
Mijn
B
lievelingspaard
C
Mijn lievelingspaard
D
Pablo

Slide 20 - Quizvraag

Mijn favoriete voetbalclubs zijn Ajax en Bayern München.
Ond.=
A
Mijn favoriete voetbalclubs
B
zijn
C
Ajax
D
Bayern München

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Link

De bakker heeft de broden alsnog kunnen verkopen.
lijdend voorwerp:
A
De bakker
B
heeft
C
de broden
D
kunnen verkopen

Slide 23 - Quizvraag

Tijdens de ouderavond krijgen alle ouders koffie of thee.
lijdend voorwerp=
A
Tijdens de ouderavond
B
krijgen
C
alle ouders
D
koffie of thee

Slide 24 - Quizvraag

Sinds wanneer heeft elke voetballer een nieuw t-shirt?
Lijdend voorwerp=
A
Sinds wanneer
B
heeft
C
elke voetballer
D
een nieuw t-shirt

Slide 25 - Quizvraag

In de zomer heeft mijn tante een opblaaszwembadje gekocht.
lijdend voorwerp=
A
In de zomer
B
heeft
C
mijn tante
D
een opblaaszwembadje

Slide 26 - Quizvraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
Doornemen theorie
Spelling paragraaf 1.8 op Ipad

Slide 28 - Tekstslide