Taalverzorging week 2

Taalverzorging week 2
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging week 2

Slide 1 - Tekstslide

Introductie werkwoord
Bij het spellen van werkwoorden heb je niet of nauwelijks hulp van de spellingscontrole op de computer. 
Daarom is het belangrijk dat je de regels van de werkwoordspelling goed kent en deze ook kunt toepassen. 

Slide 2 - Tekstslide

De ik-vorm
Maak opdracht 1: voorkennis ophalen

Samen schema werkwoordspelling bekijken

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Soms staan er meer werkwoorden in een zin. Zet de zin eens in een andere tijd of verander het onderwerp van enkelvoud in meervoud. Het werkwoord dat mee verandert, is de persoonsvorm. Kijk maar!
       Bram wil een andere opleiding volgen.
       Bram wilde een andere opleiding volgen.
       Het huis staat in een rustige wijk.
       De huizen staan in een rustige wijk.  

Slide 4 - Tekstslide

Vraagzin
Je kunt ook de persoonsvorm vinden door de zin vragend te maken. De persoonsvorm komt dan (meestal) vooraan te staan.

       Julia heeft zich ziek gemeld.
       Heeft Julia zich ziek gemeld?

Slide 5 - Tekstslide

De ik-vorm
Ook de ik-vorm van het werkwoord is belangrijk. De ik-vorm is de vorm van het werkwoord die je gebruikt na 'ik'. Kijk maar:
lopen – ik loop
werken – ik werk
snijden – ik snijd

Loop, werk en snijd zijn dus de ik-vormen.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
Maak de opdracht bij ik-vorm

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordtijden
Werkwoorden kun je in verschillende tijden zetten: de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en de voltooide tijd.

tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooide tijd
Hannah blijft nog even bij de oppas.  Ik heb vanmorgen een uurtje getraind.
Gisteren stond hier nog een tafel.
Ik heb vanmorgen een uurtje getraind.
k heb straks even tijd voor je.  Sophie is geslaagd voor haar examen.
Thijs hielp zijn moeder met koken.
 Sophie is geslaagd voor haar examen.
Ze kopen morgen het eten voor het feest. Mijn opa werkte vroeger in een fabriek. 
Mijn opa werkte vroeger in een fabriek. 
We zijn op vakantie geweest in Spanje.

Slide 8 - Tekstslide

Schema
Bekijk nog een keer het schema van de werkwoordspelling. 
In dit schema zie je hoe je de vormen van de werkwoorden in de verschillende tijden schrijft.   

Slide 9 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm. In de voltooide tijd krijgen deze werkwoorden een -t of -d.
     De docent vertelde dat de school morgen dicht is.
     De kinderen dansten de hele dag.
     Hij heeft een groot bedrag op zijn rekening gestort.
     We hebben de hele dag naar de radio geluisterd.

Slide 10 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd en in de voltooide tijd. Bovendien eindigen ze in de voltooide tijd meestal op -en.

We stonden gisteren een uur te wachten.

Waar bleven jullie nou?
De leerlingen hebben Svetlana gekozen.
Hebben jullie lekker gezwommen?

Slide 11 - Tekstslide

Maak de opdracht
Werkwoordstijden

Slide 12 - Tekstslide

't   s y   k s ch aa p
Bij de zwakke werkwoorden komt er -te(n) of -de(n) achter het werkwoord. Bij de meeste werkwoorden kun je dat gewoon horen. Soms twijfel je.



Is het nou: ik tobte of ik tobde?

Slide 13 - Tekstslide

't sexy fokschaap
Schrijf alvast de ik-vorm van het werkwoord op: tob.
Haal -en van het hele werkwoord, zodat je de stam krijgt: tobb.
Is de laatste letter van de stam een van de medeklinkers van
’t sexy fokschaap?

Ja? Dan schrijf je achter de ik-vorm -te of -ten.
Nee? Dan schrijf je achter de ik-vorm -de of -den.
De b zit niet in 't sexy fokschaap, dus je schrijft tobde of tobden.

Slide 14 - Tekstslide

maak oefeningen sexy fokschaap

Slide 15 - Tekstslide