want en omdat

1 zin maken met omdat of want

ik blijf thuis                 want              ik heb hoofdpijn
Ik blijf thuis,                 omdat          ik      hoofdpijn  heb.

Deze twee zinnen betekenen precies hetzelfde
Gebruik je omdat dan staan de werkwoorden achteraan

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

1 zin maken met omdat of want

ik blijf thuis                 want              ik heb hoofdpijn
Ik blijf thuis,                 omdat          ik      hoofdpijn  heb.

Deze twee zinnen betekenen precies hetzelfde
Gebruik je omdat dan staan de werkwoorden achteraan

Slide 1 - Tekstslide

1 zin maken met omdat of want

ik blijf thuis                 want              ik heb hoofdpijn
Ik blijf thuis,                 omdat          ik      hoofdpijn  heb.

Deze twee zinnen betekenen precies hetzelfde
Gebruik je omdat dan staan de werkwoorden achteraan

Slide 2 - Tekstslide

na WANT -> eerst wie/wat, dan 1e werkwoord, dan rest
Zij is verdrietig. Zij mist haar vriendje.

Zij is verdrietig   want    zij        mist         haar vriendje.

Slide 3 - Tekstslide

Goed of fout:
Ik ga eten koken, want ik honger heb.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag

antwoord:



Ik ga eten, want     ik     heb      honger.

Slide 5 - Tekstslide

Welke is goed?
Denk erom: na want->
eerst wie/wat, dan werkwoord, dan rest!
Ik hoef niet te lopen, want


A
ik met de bus ben
B
met de bus ik ben
C
ik ben met de bus
D
ik met de bus ben

Slide 6 - Quizvraag

na Omdat -> eerst wie/wat,  dan de rest en als laatste het werkwoord (of werkwoorden) 
Zij is blij. Zij gaat verhuizen naar Amsterdam.

Zij is blij omdat  zij naar Amsterdam  gaat verhuizen

Slide 7 - Tekstslide

na omdat -> eerst wie/wat, dan rest en als laatste het werkwoord (en)

Ik wil graag verhuizen, omdat
A
ik een huis met een tuin wil
B
ik met een tuin wil een huis
C
een huis met een tuin ik wil
D
ik wil een huis met een tuin

Slide 8 - Quizvraag

na omdat > eerst wie/wat, dan de rest en
als laatste het werkwoord (en)
Maak deze zin af:
Ik slaap niet thuis want

A
ga ik slapen bij mijn tante
B
ik ga bij mijn tante slapen
C
bij mijn tante ga ik slapen
D
bij mijn tante slapen ik ga

Slide 9 - Quizvraag

Maak af:
Ik kijk graag naar een film want

Slide 10 - Open vraag

DISK TAAK 1:
Zoek 3 foto's 
Maak daaronder 2 zinnen
1 zin met want en 1 zin met omdat 
dus totaal maak je 6 zinnen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide