Chapter 4 - week 14

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lidwoorden in het Engels zijn: 
A, AN en THE


Een boom =
A tree
Een appel = An apple
Het bos = The forest
De bladeren = The leafs

Slide 2 - Tekstslide

De grammaticale regel...

MY UNCLE HAS A NEW CROSSMOTOR

WANNEER DE VOLGENDE LETTER ALS EEN MEDEKLINKER KLINKT DAN GEBRUIK JE A



Medeklinkers
B,C,D,F,G,H,J,K,L,M,N,P,Q,R,S,T,V,W,X,Y,Z

Slide 3 - Tekstslide

De grammaticale regel...

MY BROTHER HAS AN OLD CROSSMOTOR

WANNEER DE VOLGENDE LETTER ALS EEN KLINKER KLINKT DAN GEBRUIK JE AN



Klinkers
A,E,O,I,U

Slide 4 - Tekstslide

a of an?
..... dog
A
a
B
an

Slide 5 - Quizvraag

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 6 - Quizvraag

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 7 - Quizvraag

A
AN
table
house
egg
chicken
island
phone
orange

Slide 8 - Sleepvraag

a of an?
.... avatar
A
a
B
an

Slide 9 - Quizvraag

X-ray
A
a
B
an

Slide 10 - Quizvraag

Silent Reading
Grab your English reading book and get started.
timer
7:00

Slide 11 - Tekstslide

Today's Lesson Goals
  • I can use the, a and an correctly.

Slide 12 - Tekstslide

Today's Lesson Tuesday
  • Lesson goals
  • Grammar explanation 
  • Homework exercises
  • Continue with speaking assignment

Slide 13 - Tekstslide

Homework Friday 05/04/2024
  • E - Writing & Grammar: Do ex. 29, 30ac & 31

Finished?
- Continue with your presentations.
timer
7:00

Slide 14 - Tekstslide

Today's Lesson Friday
  • Lesson goals
  • Grammar explanation
  • Homework exercises
  • Continue with speaking assignment

Slide 15 - Tekstslide

Today's Lesson Goals
  • I can say when someone has to do something (gebiedende wijs).

Slide 16 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Je gebruikt de gebiedende wijs (in het Engels dus imperative) wanneer je iemand vertelt wat diegene moet doen. 
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.2 The Imperative
De Gebiedende Wijs

Slide 17 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Sit down!                            Ga zitten!
Open your books!            Doe je boeken open!
Be quiet!                             Wees stil!
Eat your meal!                   Eet je maaltijd op!
5.2 The Imperative
De Gebiedende Wijs

Slide 18 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.2 The Imperative
De Gebiedende Wijs
Je gebruikt don't als iemand iets niet moet doen.
Sit down! 
Open your books!
Be quiet!
Don't sit down! 
Don't open your books!
Don't be quiet!

Slide 19 - Tekstslide

Wees op tijd!
A
Take your time.
B
Are on time.
C
Be on time.
D
Come in the right time.

Slide 20 - Quizvraag

Ga naar boven!
A
Turn up
B
Go upstairs
C
Go down
D
Up stairs

Slide 21 - Quizvraag


Je mag niet drinken hier!
A
Drink here!
B
Does not drink here.
C
Drink not here.
D
Don't drink here.

Slide 22 - Quizvraag


Vertaal: Lees jouw boek.
(to read)

Slide 23 - Open vraag


Vertaal: Poets je tanden.
(to brush)

Slide 24 - Open vraag


Vertaal: Niet praten!
(to talk)

Slide 25 - Open vraag

Homework Monday 08/04/2024
  • E - Writing & grammar: Do ex. 32acd & 33

Finished?
- Continue with your presentations.

Slide 26 - Tekstslide

Presentations
  • What kind of meal do you want to cook?
  • Look up a recipe
  • Start writing a text
  • Decide who is going to tell what part of the presentation
  • Did you include all the topics from the rubric?
  • Do you know how to pronounce everything?

Slide 27 - Tekstslide

Demonstrative pronouns:
>  aanwijzend voornaamwoord
> je wijst het zelfstandig naamwoord aan
> iets is dichtbij of iets is ver af (deze appels of die appels)

Slide 28 - Tekstslide

Demonstrative pronouns:
> this = dichtbij en 1 zelfstandig naamwoord : this apple
> these = dichtbij en meerdere : these apples

> that = ver af en 1 zelfstandig naamwoord : that bag 
> those = ver af en meerdere : those bags 

Slide 29 - Tekstslide

Dichtbij
Ver af 
This
these
That
Those

Slide 30 - Sleepvraag

Demonstrative pronouns
> May I use this pencil?
> May I use these pencils?

> Look over there! Do you see that handsome boy?
> Look over there! Do you see those dogs?

Slide 31 - Tekstslide

Demonstrative pronouns
> May I use this pencil?
> May I use these pencils?

> Look over there! Do you see that handsome boy?
> Look over there! Do you see those dogs?

Slide 32 - Tekstslide

Look over there! Who is _____ boy?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 33 - Quizvraag

I would like ____ tomatoes, please
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 34 - Quizvraag

Are ______ headphones the best you have?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 35 - Quizvraag

Look! One of ____ women across the street is my colleague.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 36 - Quizvraag

Does ____ train always stop here?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 37 - Quizvraag

_____ boots I'm wearing are made of leather.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 38 - Quizvraag

Can you pass me _____ book please?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 39 - Quizvraag

Speaking exercise 
  • Look up a dish you'd like to order in a restaurant.
  • Divide roles: waiter & customer
  • Write down your conversation
  • Act it out!

Slide 40 - Tekstslide