M1 - woordsoort benoemen

Woorsoort benoemen
lidwoorden, werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en persoonlijk voornaamwoorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Woorsoort benoemen
lidwoorden, werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en persoonlijk voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het werkwoord in de volgende zin?
"De ijverige postbode sorteert eerst alle brieven."

Slide 2 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de volgende zin?
"De ijverige postbode sorteert eerst alle brieven."

Slide 3 - Open vraag

Wat is het zelfstandig naamwoord in de volgende zin?
"De ijverige postbode sorteert eerst alle brieven."

Slide 4 - Open vraag

Hoeveel zelfstandige naamwoorden tel je in de volgende zin?

"In Amsterdam kun je gebruikmaken van trams, metro's, taxi's en treinen."
A
1
B
4
C
5
D
0

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel lidwoorden tel je in de volgende zin?

"In Amsterdam kun je gebruikmaken van trams, metro's, taxi's en treinen."
A
1
B
4
C
5
D
0

Slide 6 - Quizvraag

Waar verwijst een persoonlijk voornaamwoord naar?

Slide 7 - Open vraag

Geef vijf voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin?

"Fay geeft haar een high five."
A
Fay
B
haar
C
een
D
-

Slide 9 - Quizvraag

Welke twee pers. vnw staan in de volgende zin?

"Je vindt ons deze zomer aan zee."

Slide 10 - Open vraag

Welke pers. vnw staan in de volgende zin?

"Ik zag haar gisteren nog bij jullie staan."

Slide 11 - Open vraag

Maak een zin waarin een persoonlijk voornaamwoord het onderwerp is.

Slide 12 - Open vraag

Is 'het' een persoonlijk voornaamwoord in deze zin?
"Het is allemaal wat."
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Is 'het' een persoonlijk voornaamwoord in deze zin?
"Het programma is heel interessant."
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Is 'het' een persoonlijk voornaamwoord in deze zin?
"Het kan me gestolen worden."
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag