Wonen les 2 & 3

Wonen
Les 2: Financiën en budgettering



1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
WonenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wonen
Les 2: Financiën en budgettering



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanwezigheidsregistratie
Aanwezigheid zal door de docent geregistreerd worden. Aanwezigheid kan meerdere malen tijdens de les worden gedaan. Bij vroegtijdig verlaten van de les, zonder geldige reden, zal je op 'ongeoorloofd afwezig' staan. 

Ben je te laat? Geef dit dan door aan het einde van de les aan de docent. Dit is jouw verantwoordelijkheid. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energizer
 We gaan even de hersenen kraken...

Twee vaders en twee zoons aten tijdens een ontbijt samen 3 eieren, iedereen had één ei. Hoe kan dit?





Slide 3 - Tekstslide

Opdracht is mooi te koppelen aan de les waar het vooral zal gaan over waarnemen (via in van de zintuigen - oren - horen).


Programma
  1. AWR
  2. Energizer
  3. Terugblik
  4. Lesdoelen
  5. Theoretische gedeelte
  6. Aan de slag
  7. Vaardigheidslijst
  8. Afsluiting les

Slide 4 - Tekstslide

Deel 1: 90 min (2 x45 min)

5 min. Welkom en AWR
5 min. Energizer
4 min. lesdoelen
3 min. Programma
20 min  Uitleg en Opbouw vak
10 min  Theoretische gedeelte
20 min  Leeractiviteit 2
10 min Lesdoelen check
3 minuten afsluiting les

80 min. totaal




Hoeveel weken duurt de module 'wonen'?
A
9 weken
B
10 weken
C
15 weken
D
20 weken

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het werkproces dat bij deze module hoort?
A
B1-K1-W2 ondersteunt de cliënten bij huishouden
B
B1-K1-W3 ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden
C
B1-K1-W2 ondersteunt de cliënt bij wonen
D
B1-K1-W2 ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vaardigheidslijst is niet verplicht voor het afronden van de module
'wonen'.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor wordt de leefomgeving gevormd?
A
De leefomgeving wordt gevormd door je naasten
B
De leefomgeving wordt gevormd door persoonlijke omgeving en de professionele omgeving
C
De leefomgeving wordt gevormd door het huishouden.
D
De leefomgeving wordt gevormd door materiele omgeving en de sociale omgeving

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

 - Je legt uit wanneer en op welke wijze je te maken krijgt met financiën en budgettering.
 - Je overlegt tijdig met betrokken instanties/disciplines.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theoretische gedeelte

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Financiële administratie
Alle organisaties en instellingen houden een financiële administratie bij. Deze bestaat uit het vastleggen, opslaan en beheren van alle financiële gegevens. Zo houd je zicht op de inkomsten en uitgaven. Het is voor een organisatie ook verplicht om financiële gegevens te bewaren. 

Pak je boek methodisch begeleiden.
Lees Thema 18 - 18,3 financiële administratie. (Maak eventueel aantekeningen voor jezelf)

Tip; de volgende begrippen zijn van belang:
- Kasboek
- Begroten
- Budgetteren

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Administratie
Administratie houdt in dat je informatie verzamelt, noteert, verwerkt, deelt met anderen en bewaart. Als begeleider werk je niet alleen met cliënten: ook het bijhouden van de administratie is een van jouw taken.

Cliënten hebben een administratie. Er wordt bijvoorbeeld bijgehouden hoeveel geld er binnenkomt en uitgaat. Cliënten hebben regelmatig advies en ondersteuning nodig bij hun financiële administratie.

 - Je verzamelt bijvoorbeeld informatie die gebruikt kan worden voor het begeleidingsplan van een cliënt. 
 - Je rapporteert bijzonderheden ten aanzien van de cliënt of je vult dossiers aan met contactgegevens.
 - Je kunt ook namens de instelling waarvoor je werkt een brief schrijven aan naastbetrokkenen, bijvoorbeeld om ze te                           informeren over een activiteit die georganiseerd wordt.

Wie houdt jouw administratie bij?  Wat valt onder jouw administratie?
Heb jij in je omgeving weleens een ander ondersteunt bij zijn/haar administratie? Zoja, waarbij heb je ondersteunt?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de rol van een begeleider bij de administratie van een cliënt?
A
De begeleider is ervoor verantwoordelijk dat de cliënt zijn administratie zelf bijhoudt.
B
De begeleider is verantwoordelijk voor de financiële administratie van de cliënt.
C
De begeleider moet ervoor zorgen dat de administratie wordt belegd met de juiste persoon.
D
De begeleider houdt de administratie van de cliënt bij.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt budgetteren in?
A
Budgetteren is een manier om alleen je inkomsten bij te houden.
B
Budgetteren is een manier om de inkomsten en uitgaven op elkaar af te stemmen.
C
Budgetteren is een manier om alleen je uitgaven bij te houden.
D
Budgetteren heeft niets te maken met inkomsten en uitgaven.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar gebruik je een kasboek voor?

Slide 15 - Open vraag

Voor een overzicht van de financiën over een bepaalde periode gebruik je een kasboek. Dit is een boek (papier of digitaal) waar je alle inkomsten en uitgaven in noteert. Een kasboek geeft inzicht in de financiële situatie en kan je helpen om te beslissen waar je bijvoorbeeld op kunt bezuinigen.
Wat is een budget?
A
Een budget is een vast bedrag dat je ergens aan kunt besteden.
B
Een budget zijn de vaste inkomsten die je maandelijks hebt.
C
Een budget zijn de uitgaven die je maandelijks hebt.
D
Een budget heeft niets te maken met het besteden van een bedrag.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit bestaat de financiële
administratie?


Slide 17 - Open vraag

Alle organisaties en instellingen houden een financiële administratie bij. Deze bestaat uit het vastleggen, opslaan en beheren van alle financiële gegevens. Zo houd je zicht op de inkomsten en uitgaven. Het is voor een organisatie ook verplicht om financiële gegevens te bewaren. Bijvoorbeeld voor de Belastingdienst. 

Een financiële administratie kan bestaan uit jaarrekeningen, begrotingen, kasboeken, budgetten, uitstaande facturen, te betalen rekeningen en bankafschriften.
Wat is een begroting?
A
Dit is een totaaloverzicht van ALLEEN je inkomsten.
B
Dit is een totaaloverzicht van alle geschatte inkomsten en uitgaven voor een bepaalde periode of activiteit.
C
Dit is een totaaloverzicht van ALLEEN je uitgaven.
D
Dit heeft niets te maken met inkomsten en uitgaven.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naar wie kan je je cliënt doorverwijzen voor hulp bij schulden?

Slide 19 - Open vraag

Als een cliënt betalingsachterstanden en/of schulden heeft, kun je hem op weg helpen naar de juiste instanties. Zoals SchuldHulpMaatje: hier kan iedereen met geldproblemen aankloppen voor gratis hulp van een deskundige.

Ook kun je doorverwijzen naar een professionele schuldhulpverlener van de gemeente. Deze brengt samen met de cliënt in kaart welk bedrag hij maandelijks zou kunnen aflossen. De schuldhulpverlener benadert vervolgens alle schuldeisers (de instanties/bedrijven waar de cliënt een schuld bij heeft) om hun een betalingsvoorstel te doen. Als de schuldeisers akkoord gaan, kan de cliënt zijn schulden gaan aflossen.
Taken als begeleider
De volgende administratieve taken horen bij het werk van een begeleider:

  1. een brief schrijven
  2. een e-mail opstellen
  3. een notitie schrijven
  4. een (digitale) agenda beheren
  5. een mailing maken
  6. algemene informatie registreren
  7. systematisch (digitaal) archiveren.

Met welke van de bovenstaande administratieve taken heb jij ervaring? Geef een voorbeeld.
Bij welke administratie worden je clienten ondersteunt op je BPV?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signalen financiële problemen
Als er financiële problemen lijken te zijn, kun je dit bespreken met de cliënt, in overleg met de cliënt met naastbetrokkenen of je collega's. Je kunt financiële problemen onder andere herkennen aan de volgende signalen:



  1. Er blijven onbetaalde rekeningen liggen.
  2. Er liggen aanmaningen in de brievenbus of er komen deurwaarders langs.
  3. Er is een achterstand bij de betaling van huur of energie.
  4. Pinnen lukt niet (de cliënt staat rood).
  5. De creditcard wordt voor alle uitgaven gebruikt.
  6. Spullen online kopen en kiezen voor achteraf betalen.
  7. De financiële administratie is niet op orde.


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ondersteuning bij financiële problemen
  1. Als de cliënt financiële problemen heeft, kun je hem ondersteunen bij zijn financiële administratie. 
  2. Je kan alle inkomsten en uitgaven op een rij zetten (goed overzicht van de tekorten) 
  3. De cliënt kan na ondersteuning bepalen waar hij op gaat bezuinigen. 
  4. Leg bijvoorbeeld een kasboek aan waarin maandelijkse inkomsten en uitgaven worden genoteerd.
  5. Werk met een maandelijks budget voor bijvoorbeeld de boodschappen.

Hoe denk jij op je BPV cliënten te kunnen ondersteunen bij financiële problemen?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moduleplanning, rubric's en eindopdracht
Pak de moduleplanning, eindopdracht, vaardigheidslijst en rubric's erbij.  We gaan deze klassikaal doornemen! De documenten vindt je ook digitaal op Teams > BGER > Fase 2 > Wonen

LET OP: TIJDENS DEZE MODULE MAKEN WE GEEN GEBRUIK VAN SHAREPOINT!


Eindopdracht: Gedragsobservatie BPV + vaardigheidsgesprek
  1. Inleverdatum: Vrijdag 7 april 2023 vóór 23:59 uur.
  2. Herkansing: Vrijdag 14 april 2023 vóór 23:59 uur. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doornemen met elkaar.. 
  1. Moduleplanning
  2. Eindopdracht
  3. Rubric 1 Gedragsobservatie
  4. Rubric 2 Verantwoordingsgesprek

Weet jij wat je nu moet doen op je stage?
Is de eindopdracht helder en kan je hiermee aan de slag?
Zijn de twee rubric's duidelijk? 
Zijn er nog vragen?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Methodisch werken
Methodisch werken houdt in dat je een vaste werkwijze aanhoudt bij de begeleiding. Door methodisch te werken, kun je de begeleiding verantwoorden en laten aansluiten op de cliënt.

  • Je krijgt een compleet beeld van de situatie, de cliënt en zijn omgevingsfactoren. 
  • Je kan de begeleiding persoonsgericht maken. 
  • Door de stappen regelmatig te evalueren, kun je de begeleiding ook bijstellen wanneer dit nodig is. 
  • Je  manier van begeleiden op de wensen, behoeften en mogelijkheden van de cliënt aanpassen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Methodisch werken
Om methodisch te werken, volg je een vast stappenplan. Hierbij doorloop je de volgende stappen:

1. Informatie verzamelen over de beginsituatie
2. Vaststellen van wensen, behoeften en problemen: ondersteuningsvraag beschrijven
3. Doelen formuleren
4. Plannen maken en uitvoeren
5. Evalueren en zo nodig de doelen bijstellen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelgericht werken is
A
Je voert de begeleiding uit om een doel te bereiken. Dit heet doelgericht handelen.
B
Je observeert de begeleiding uit om een doel te bereiken. Dit heet doelgericht handelen.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Systematisch handelen is
A
Je gaat NIET in een volgorde het doel proberen te behalen.
B
Je gaat in een volgorde stappen zetten moeten worden om het doel te behalen.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Procesmatig handelen is
A
Iedere stap moet aansluiten op de volgende stap. Dat heet procesmatig handelen.
B
De stappen hoeven NIET aan te sluiten op de volgende stap. Dat heet procesmatig handelen.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bewust handelen is
A
Methodisch handelen houdt ook in dat je altijd weet wat je doet en waarom je het doet. Je handelt bewust
B
Methodisch handelen houdt ook in dat je altijd inspeelt op je gevoel en soms niet weet waarom je een keus maakt. Dit is bewust handelen.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen check
 Je legt uit wanneer en op welke wijze je te maken krijgt met financiën en budgettering.
 Je overlegt tijdig met betrokken instanties/disciplines.

 - Heb jij deze doelen behaald aan het einde van deze les?
 - Op welke wijze kan je te maken krijgen met financiën en budgettering?
 - Kan jij thuis aan de slag met dit doel (vaardigheidslijst)?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies