Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1
In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe heet het tijdvak waarin de steden gingen groeien?
Slide 2 - Open vraag
Waardoor konden boeren meer voedsel produceren?
A
Doordat de bevolking verdubbelde
B
Doordat mensen meer kinderen kregen
C
Door het aanbod
D
Bijvoorbeeld door de verbetering van de ploeg
Slide 3 - Quizvraag
Boeren hadden een betere ploeg uitgevonden, waarmee ze grond konden bewerken.
De mest werd beter verdeeld en de grond vruchtbaarder.
Ouders konden nu kiezen om meer kinderen te nemen. Er was voedsel genoeg.
Daardoor verdubbelde de bevolking.
De oogst van boeren was groter. Zo kwam er meer voedsel voor mensen.
Slide 4 - Sleepvraag
Welke grote verandering vond er plaats rond het jaar 1000?
A
Boeren gingen rondtrekken op zoek naar grond.
B
Er gingen veel mensen in Europa dood door ziektes.
C
Op het platteland nam de bevolkingsdichtheid toe.
D
Rondom de markt kwamen steeds meer mensen wonen.
Slide 5 - Quizvraag
Een schout is...
A
een burgemeester
B
een edelman
C
een burger
D
een inwoner van een stad
Slide 6 - Quizvraag
In een stad ontstonden nieuwe beroepen zoals schoenmaker.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Nakijken 4.1
Voordat we verder gaan met 4.2, gaan we eerst 4.1 met elkaar nakijken:
werkboek blz. 120 + begrippen in schrift
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Een staat is een land met grenzen en een eigen bestuur.
De staten worden groter:
Leerstof blz. 127
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Overal hetzelfde geld en dezelfde regels zijn handig om een land te besturen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Wat veranderde rond het jaar 1300 als je kijkt naar de macht in een land?
A
De geestelijken verloren de macht in de kerk.
B
Koningen huurden eigen ridders en kregen daardoor meer macht.
C
Ridders kregen meer te zeggen en werden machtiger.
D
Steeds meer edelen namen de macht over van de koning.
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Welk woord herken je in het woord: 'centralisatie'?
Slide 20 - Open vraag
Toen koningen de macht kregen, werden er wetten gemaakt die voor het hele land gelden. Ook werden rechters aangesteld die aan de mensen in het hele land dezelfde straffen gaven. Hoe heet dit?
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Als burgers hun mening mogen geven, krijgen ze
A
inspraak
B
rechten
Slide 25 - Quizvraag
Waarom vonden de machtige koningen van Engeland en Frankrijk het goed dat de burgers mee gingen denken over te nemen beslissingen?
A
Ze vonden dat burgers goede ideeën hadden.
B
Ze waren bang dat burgers anders hun belastinggeld niet zouden betalen.
C
Ze waren bang dat burgers anders hun belastinggeld niet zouden betalen.
D
Ze wisten dat burgers ook graag mee wilden vechten in oorlogen.
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Leerstof blz. 131
KRUISTOCHTEN
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Als je niet helpt, beland je in de hel.
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Video
Aan het werk
4.2 De macht van koningen
Bladzijde 127 t/m 132 + begrippen 4.2 overschrijven in je aantekeningenschrift (blz. 148)