Economisch beleid hoofdstuk 1

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

LOB
- OPLEIDING
- CARRIERE
- INSCHRIJVING VERVOLG ONDERWIJS

Slide 2 - Tekstslide

Economisch beleid
Hoofdstuk 1 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Hoe werkt het monetaire beleid, wie voert het beleid en wat zijn de gevolgen?

Slide 4 - Tekstslide

Drie functies van geld
Ruilmiddel
  • Lagere transactie kosten dan directe ruil. 
  • Indirecte ruil
Oppotmiddel
  • geld moet zijn waarde behouden anders wordt er niet gespaard
Rekenmiddel
  • Waarde van goederen en diensten vergelijken. 

Slide 5 - Tekstslide

Maatschappelijke geldhoeveelheid
De centrale bank regelt de hoeveelheid geld in een land / gebied.


Al het girale en chartale geld (geld waarmee direct bestedingen kunnen worden gedaan) in handen van het publiek (consumenten en bedrijven) heet de maatschappelijke geldhoeveelheid. 

M1: geld dat direct kan worden uitgegeven (geld op spaarrekening telt niet)

Als er sprake is van geldschepping, neemt de maatschappelijke geldhoeveelheid toe. Omgekeerd geldvernietiging.


Slide 6 - Tekstslide

Centrale bank invloed op M1
- Door leningen te verstrekken wordt M1 vergroot
- Door spaarrente aan te passen wordt er meer of minder gespaard en veranderd M1 ook

Slide 7 - Tekstslide

Intertemporele ruil
Ruilen over tijd
Spaarders
  • Lage tijdvoorkeur
  • Je besteedbaar inkomen wordt nu lager en je kunt nu minder consumeren, maar in de toekomst wordt je besteedbaar inkomen hoger en kun je meer consumeren
  • Rente vergoeding voor debiteurenrisico en inflatie.

Slide 8 - Tekstslide

Rentemarge
Verschil in rentepercentage wat de bank ontvangt van leners en moet betalen aan spaarders. 

Slide 9 - Tekstslide

ECB
Europese centrale bank
Financiële toezichthouder
Vertrouwen van publiek vergroten.
  • Depositogarantiestelsel.

Slide 10 - Tekstslide

ECB
Gezinnen en bedrijven lenen bij commerciële banken. 
ECB heeft invloed op deze banken.
Basisgeld --> chartaal geld en centrale bankreserves.
  • Leningen die de ECB verstrekt aan banken.

Slide 11 - Tekstslide

Inflatiedoelstelling
Centrale bank streeft doelen na van de overheid. 
ECB enkelvoudig mandaat --> één opdracht
  • Prijsstabiliteit

Duaal mandaat --> twee opdrachten (FED, US)
  • Prijsstabiliteit
  • Werkgelegenheid (dus economische groei)

Slide 12 - Tekstslide

Monetair beleid ECB
Alle maatregelen om de koopkracht van de euro te stabiliseren. 
Gaat om de reële waarde van de euro zelf.
Niet met andere valuta!

Te hoge inflatie is niet gewenst. Waarom willen we 2% inflatie?

Slide 13 - Tekstslide

Redenen voor een 2% inflatie
  • ECB heeft enige ruimte om in te grijpen als er deflatieverwachtingen ontstaan. Deflatie is niet gewenst. 
  • Wakkert de bestedingen aan.
  • Zorgt voor een daling van de reële waarde van schulden. 
  • Vergroot de overlevingskansen van bedrijven in crisis. Bedrijven willen besparen op de lonen, laten de nominale lonen minder stijgen dan de inflatie.  

Slide 14 - Tekstslide

Verwachte inflatie
Voorspelbaarheid
Bedrijven en gezinnen maken beslissingen voor de toekomst. 
Als ze 2% inflatie verwacht wordt en dit waarschijnlijk ook klopt, is er een minder onzekere factor. 
Met veel onzekerheid wordt er compensatie doorberekend in de premie. 
Bijvoorbeeld een leenrente wordt hoger bij onzekerheid. 

Slide 15 - Tekstslide

Bestedingsinflatie

Als de bestedingen toenemen, dan neemt de productie toe. De bezettingsgraad loopt op. Er komt druk op de prijzen te staan. Er is kans op inflatie. 
Kosteninflatie

Als de productiekosten hoger worden, dan wordt dit doorberekend in de verkoopprijzen. 

Specifieke --> loonkosteninflatie.

Slide 16 - Tekstslide

Centrale bank 
Bijna geen invloed op de productiekosten 
  • Oproep doen om de lonen juist wel of niet te veel te laten stijgen. 
Wel invloed op de bestedingen
  • via rente-instrument (bij hoge rente spaart men meer en wil men minder lenen)
  • Hoge rente: verkrappend beleid
  • lagere rente: verruimend beleid

Slide 17 - Tekstslide

Banken hebben geld nodig (=basisgeld):
  • Om aan de vraag van het publiek naar chartaal geld te voldoen. 
  • Om interbancaire betalingen (betalingen tussen banken onderling) mee te doen. 
  • Om aan hun reserveverplichtingen bij de ECB te voldoen. --> verplicht om 1% van het bedrag van het publiek bij de ECB op een rekening te storen.

Slide 18 - Tekstslide

Basisgeld
De rente stijgt => daalt de vraag van het publiek naar geld. 
=> Een deel van het chartale en girale geld wordt omgezet in spaargeld of obligaties.
=> Banken hebben minder basisgeld nodig, ook de vraag van banken naar basisgeld daalt als de rente stijgt. 

Slide 19 - Tekstslide

ECB
Geeft aan dat er een renteverlaging komt. 
Ze verhogen het aanbod van het basisgeld via openmarkttransacties.
  • Transacties tussen banken en de ECB. Kort, soms een dag.
  • Bijvoorbeeld door obligaties te kopen die in bezit zijn van banken
  • in ruil daarvoor krijgt een bank geld.
  • Bij een groter aanbod van geld zal de rente dalen.

Slide 20 - Tekstslide

Banken en rente
  • Bank leent geld van de ECB tegen een basisrente, bijvoorbeeld 1,5% (=refi rente van het begrip refinance)
  • Rentemarge naar klant is bijv 2% (Verschil tussen het rentepercentage dat de bank ontvangt van leners en wat spaarders betalen). 
  • De rente die klanten in totaal betalen is 3,5%


Slide 21 - Tekstslide

 figuur 1.3 blz 14
Basisgeld in bezit van banken vormt de dekking voor het girale geld dat het publiek bij banken op betaalrekeningen heeft staan. 
Chartale geld van banken zit in pinautomaten en kluizen --> voor de directe behoefte van het publiek. 
Bankreserves zijn tegoeden van banken bij de ECB waarover zij direct kunnen beschikken.

Slide 22 - Tekstslide

ECB beïnvloed kredietverlening
Hoeveelheid basisgeld vergroten of verkleinen --> invloed op de rente. 
Lening voor een dag
  • Marginale beleningsrente --> hoger dan de refirente (rente die banken betalen aan de CB). 
Banken met liquiditeitsoverschot
  • Overschot 's nachts bij de ECB stallen tegen een depositorente --> normaal 1 procentpunt onder de refi-rente.

Slide 23 - Tekstslide

Interbancaire leningen
Liquiditeitstekorten herfinancieren voor een dag.
Liquiditeitsoverschot uitlenen voor een dag. 


Slide 24 - Tekstslide

Transmissieproces
Proces dat ertoe leidt dat het monetaire beleid uiteindelijk doorwerkt in de prijzen. 
Middellange termijn
  • Doorlopen proces duurt anderhalf tot twee jaar.

Slide 25 - Tekstslide

Fases transmissieproces
  • Constateren ontwikkeling (data verzamelen, refi rente aanpassen)
  • Monetair beleid in werking zetten
  • Effect in de bankensector
  • Effect op de bestedingen
  • Effect op de inflatie
Tussentijds kunnen er alweer andere ontwikkelingen ontstaan in de economie. 

Slide 26 - Tekstslide

Effectieve ondergrens rente
Nominale rente
Daling van inflatie --> inflatie bleef laag. 
Rente lager dan 0%? --> Dat kan --> Betalen voor je spaargeld.
Chartaal geld houden brengt kosten met zich mee. 
Ook banken moeten dan betalen voor hun liquiditeitsoverschot. 
-1% wordt als ondergrens gezien voordat mensen echt massaal hun spaargeld gaan opnemen

Slide 27 - Tekstslide

Onconventioneel beleid ECB
Bij een negatieve rente was het monetair beleid op de geldmarkt machteloos geworden. 
Vermogensmarkt
  • Geldmarkt (korte termijn)
  • Kapitaalmarkt (lange termijn) --> normaal geen bemoeienis. 

Slide 28 - Tekstslide

Onconventioneel beleid ECB
ECB ging obigaties opkopen om zo aanbod op vermogensmarkt te vergroten en de rente op deze markt ook lager te krijgen.

Pensioenfondsen verplicht en verzekeringsmaatschappijen kiezen voor liever een lagere te negatieve rente op de kapitaalmarkt dan hogere negatieve rente op de geldmarkt.

Doel: geld bij het publiek krijgen maar het bleef hangen bij de banken
 

Slide 29 - Tekstslide

Toets inzien
alleen een pen op tafel

Slide 30 - Tekstslide