Begrijpelijk, nauwkeurig, bondig en aantrekkelijk formuleren
Begrijpelijk, nauwkeurig, bondig en aantrekkelijk formuleren
Begrijpelijk, aantrekkelijk, bondig en nauwkeurig formuleren
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Begrijpelijk, nauwkeurig, bondig en aantrekkelijk formuleren
Begrijpelijk, aantrekkelijk, bondig en nauwkeurig formuleren
Slide 1 - Tekstslide
Begrijpelijk formuleren
Gebruik niet te veel woorden
Knip lange zinnen op in meerdere zinnen
Mensen lezen het liefst zinnen van 10 tot 15 woorden
Vermijd lastige woorden
Vermijd de 'lijdende vorm'
Door de hele stad werden vlaggen opgehangen.
Door de hele stad verschenen vlaggen.
Slide 2 - Tekstslide
Knip op in twee goedlopende zinnen: Je vindt bij ons niet alleen de meest uiteenlopende bestelmogelijkheden, maar ook een deskundige klantenservice voor al je vragen, die je op werkdagen van 8.30 tot 21.30 en op zaterdag van 9.00 tot 18.00 op telefoonnummer 012 345 67 89 kunt bereiken.
Slide 3 - Open vraag
Haal de zin uit de lijdende vorm: Als de contracten vastgelegd worden, moet eerst gekeken worden wat de rolverdeling moet worden bij het contractmanagement.
Slide 4 - Open vraag
Nauwkeurig formuleren
De lezer kan niet met vragen blijven zitten: heb je alle vragen beantwoord?
Vermijd vage en 'lege' woorden
Verwijs goed!
Lege woorden:
Eigenlijk, vaak, zekere, eventueel, op basis van, aspect, etc.
Slide 5 - Tekstslide
Waar verwijst 'daar' naar? Palestijnse jongeren willen hun toekomst in eigen hand nemen, maar daar is helemaal geen toekomst.
A
Palestijns gebied
B
Palestijnse jongeren
Slide 6 - Quizvraag
Vervang 'gehad' door een woord met meer inhoud.
Ik heb twee boterhammen met kaas gehad.
Slide 7 - Open vraag
Bondig formuleren
Schrijven is schrappen
Laat woorden weg die geen functie hebben in de zin
Veel hulpwerkwoorden (zullen, kunnen, mogen, willen, gaan) zijn onnodig
Datzelfde geldt voor veel bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden (heel, erg, zeer , vaak, doorgaans, meestal)
Slide 8 - Tekstslide
Herschrijf, zonder dat de betekenis verandert. Wat mij is opgevallen dat is dat iedereen van harte medewerking verleent.
Slide 9 - Open vraag
De trein zal bij aankomst binnenrijden op perron 1.
Slide 10 - Open vraag
Aantrekkelijk formuleren
Bouw niet iedere zin hetzelfde op, maar varieer
Varieer ook in woordkeuze (gebruik synoniemen)
Vermijd té oude woorden, maar ook té nieuwe woorden
Schrijf in je eigen woorden, maar houd het wel netjes
Slide 11 - Tekstslide
Werk de woordherhaling weg: De CBS-medewerkers weigeren zich af te vragen waarom burgers weigeren aan CBS-onderzoek mee te werken.