W6 Expertmoment: Grammar recap unit 2

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

ENGLISH

Expertmoment HV(V)2

TODAY/THIS WEEK:

- Grammar recap

- Study for the test!

-> use the book

-> online: methode (self test, catch up); studygo

-> worksheet

GRAMMAR UNIT 2

- Past Simple vs. Past Continuous

- Word order (past tense)

- Used to

- Word order (adverbs)

PAST SIMPLE / PAST CONTINUOUS

Wanneer gebruik ik welke?

Hoe maak ik ze?

Beide in één zin? Wat nu?

PAST SIMPLE

- Verleden tijd, afgerond

- Signaalwoorden: last week, yesterday, an hour ago, 2 days ago, in 2010, etc.

- Regelmatige ww: +ed | Onregelmatige ww: 2e rijtje

I walked to school yesterday.

She saw a movie last weekend.

PAST CONTINUOUS

- Verleden tijd, wat TOEN aan de gang was/wat je deed

- Signaalwoorden: when, while

I, she, he, it: was  +  ww+ing

You, we, they: were  +  ww+ing

I was walking to school.

We were watching movies.

PAST SIMPLE + CONTINUOUS

Beide in één zin?

I was reading the papers when my cat jumped on my lap.

Lange activiteit: continuous (was reading)

Korte activiteit: simple (jumped)

WORD ORDER (past tense)

Word order:

• wie - doet - wat - waar - wanneer
  
  
• Place BEFORE time (this goes for every tense!)
• We went to London last year.

• Last year we went to London.
• -> Time mag ook vooraan, MAAR place blijft achteraan!

WORD ORDER (past tense)

Word order:

• wie - doet - wat - waar - wanneer
  
  
• What about questions?
• We went to London last year.
• --> Did we go to London last year?

• --> na 'did' schrijft je het hele werkwoord!

USED TO

Om te zeggen dat iets vroeg altijd gebeurde.

• Bears used to live here, but they don't anymore.
• 200 years ago, childres used to help their parents on the farm.
• Hoe is het werkwoord geschreven na used to?
• Het hele werkwoord!

WORD ORDER (ADVERBS)

Wat is de vaste zinsvolgorde?

Wat zijn adverbs?

Waar komen die in de zin?

WORD ORDER

• "wie - doet - wat - waar - wanneer"

ADVERBS

- Adverbs zijn bijwoorden

- Geven aan hoe iets gebeurt (hoe snel of vaak, hoe mooi, etc.)

- Staat over het algemeen vóór het woord waarover het iets zegt.

"She's very pretty."

ADVERBS

- vóór een bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord:

She is very pretty.

They work really seriously on their project.

ADVERBS

- vóór het hoofdwerkwoord:

I regularly ask her to help me.

He usually has a lot of cool ideas.

ADVERBS

- ná een vorm van to be: 

I am truly sorry.

They are usually late.

It isn't always true what they say.

DO NOW:

- Study for the test

- Ask questions

- Worksheet

HVV2A: Thursday 6-2, 3e uur

HV2A: Thursday 6-2, 7e uur