Schrijven H5 - Een overtuigende tekst schrijven

Schrijven H5
Een overtuigende tekst schrijven

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijven H5
Een overtuigende tekst schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan een korte, overtuigende tekst schrijven met een inleiding, middenstuk en slot. 
  • Mijn mening onderbouwen met argumenten, voorbeelden of uitleg. 

Slide 2 - Tekstslide

Maken
  1. Maak de startopdracht t/m opdracht 3 op bladzijde 132, 133 in je lesboek.
  2. Kijk dan met de volgende dia's deze opdrachten na.

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken startopdracht
1. eigen antwoord, bijvoorbeeld: In je antwoord moet de reden staan waarom je voor een bepaald verkeerslicht hebt gekozen. Bijvoorbeeld: het verkeerslicht met het vrouwtje dat iets in de handen draagt, omdat je dat je daardoor sneller wilt gaan lopen.

2. eigen antwoord, bijvoorbeeld: het moet duidelijk zijn; het moet voor iedereen te begrijpen zijn; het moet voor iedereen acceptabel zijn / het moet vrolijk zijn / grappig / motiverend.

3. eigen antwoord

4. eigen antwoord, bijvoorbeeld: Je argument kan bijvoorbeeld zijn dat het extra de aandacht trekt /dat het eens wat anders is /dat je mensen (ook) wilt wijzen op iets anders.


Slide 4 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1
1. Het standpunt van de schrijver is dat in Nederland geen plaats is voor golfterreinen.
2. Het argument van de schrijver in alinea 2 is dat Nederland al weinig groen heeft.
3. Het voorbeeld gebruikt de schrijver om het argument duidelijk te maken is de Randstad waar weinig groen is.
4. Het slot bestaat uit een samenvatting met het standpunt en de argumenten.
5. Vergelijk je antwoord.
In de tweede plaats zijn er maar weinig mensen die de golfsport beoefenen. De sport is duur, omdat je lid moet worden van een golfclub en je moet allerlei materiaal aanschaffen, zoals golfclubs en een tas. Het terrein moet worden aangelegd en onderhouden en dat kost natuurlijk geld. Voor de gewone man is deze sport niet te betalen. Daarom kunnen maar heel weinig mensen gebruikmaken van dit groen. Natuur zou voor iedereen toegankelijk moeten zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2
1. Vergelijk je antwoord. Je hebt bijvoorbeeld gekozen voor het onderwerp: de verplichte fietshelm. Je standpunt is: Fietsers moeten een fietshelm dragen..
2. Vergelijk je antwoord.
Fietsers moeten een fietshelm dragen, want
Bijvoorbeeld:
Argument 1- het dragen van een fietshelm voorkomt ernstig letsel bij ongelukken
Argument 2 - het dragen van een fietshelm zorgt ervoor dat fietsers zich bewust zijn van hun kwetsbaarheid.
Argument 3 - fietsers kunnen soms net zo hard als een scooter en scooterrijders moeten ook een helm dragen.
Argument 4 - in het buitenland is men ook verplicht fietshelmen te dragen.

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2
3. Vergelijk je antwoord.
Mensen op elektrische fietsen bijvoorbeeld rijden soms heel hard, wel net zo hard als scooterrijders. Wanneer een fietser op het fietspad rijdt en een automobilist wil afslaan op dezelfde weg, wordt zijn snelheid vaak verkeerd ingeschat. De automobilist denkt: ik kan nog wel afslaan voordat de fietser hier is, want ik ben veel sneller met de auto. Als de automobilist de bocht neemt, botst de fietser met een hoge snelheid op de auto. De fietser valt, breekt misschien wat, maar als hij een fietshelm draagt, is zijn hoofd ten minste beschermd.


Slide 7 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2
4 Vergelijk je antwoord.
Het was mooi weer. Ik zou met mijn zus naar het zwembad gaan. We bonden onze badtassen onder de snelbinders en fietsten naar het buitenbad dat net buiten het dorp lag. Onderweg deden we een wedstrijdje wie er het eerste was. Ik nam een spurt en kon nog juist voor het verkeerslicht op rood sprong, door het groene licht rijden, terwijl mijn zusje moest stoppen. Opeens hoorde ik piepende remmen en een klap. Ik keerde om, bang dat er iets met mijn zusje was gebeurd. Daar lag haar fiets, verderop lag zij. De auto die haar had geschept, stond halverwege het fietspad. Ze had een salto door de lucht gemaakt en was met haar hoofd op het asfalt beland. Zonder fietshelm zou ze deze klap niet overleefd hebben. Het dragen van een fietshelm zou verplicht moeten worden.


Slide 8 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3
1+2 Gebruik het feedbackformulier online. Verbeter zo nodig je tekst. Hiervoor heb je het online boek nodig. Ga daarheen via SOM -> leermiddelen. Met de linker, donkergroene balk kun je naar H5 Schrijven toe.

Hulp nodig? Steek je vinger op!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video