Leestekens en hoofdletters
Waarom leestekens?
1 / 52
Onderdelen in deze les
Waarom leestekens?
Slide 1 - Woordweb
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer schrijf je een komma?
Slide 8 - Woordweb
Wat is de term voor alle leestekens?
A
punctualiteit
B
interpellatie
C
interpunctie
Slide 9 - Quizvraag
Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Sinds ik gevallen ben volg ik thuisonderwijs.
B
Sinds ik gevallen ben, volg ik thuisonderwijs.
C
Sinds ik gevallen ben. Volg ik thuisonderwijs
Slide 10 - Quizvraag
Leestekens
Welke zin is goed?
Welke zin is goed?
A
De man zei: “Zij krijgt het een beetje warm.”
B
De man zei: “zij krijgt het een beetje warm.”
C
De Man zei; “zij krijgt het een beetje warm.”
D
De man zei, zij krijgt het een beetje warm.”
Slide 11 - Quizvraag
Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Ik hou van koken, lezen en dansen.
B
Ik hou van koken, lezen, en dansen.
C
Ik hou van koken lezen en dansen.
Slide 12 - Quizvraag
In welke zin zijn de juiste leestekens gebruikt?
A
Ik zeg altijd: een dag niet geprogrammeerd is een dag niet geleefd.
B
Ik zeg altijd, een dag niet geprogrammeerd is een dag niet geleefd.
C
Ik zeg altijd: "Een dag niet geprogrammeerd is een dag niet geleefd."
D
Ik zeg altijd "Een dag niet geprogrammeerd is een dag niet geleefd."
Slide 13 - Quizvraag
Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Schrijf je een sollicitatie- of een motivatiebrief?
B
Schrijf je een sollicitatie of een motivatiebrief?
C
Schrijf je een sollicitatie- of een motivatie-brief?
D
Schrijf je een sollicitatie-of-een-motivatiebrief?
Slide 14 - Quizvraag
Leestekens: wat is juist gespeld?
A
Mijn wensen: gezondheid, geluk en geld
B
Mijn wensen gezondheid geluk en geld
C
Mijn wensen: gezondheid, geluk en geld.
D
Mijn wensen, gezondheid, geluk en geld.
Slide 15 - Quizvraag
Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Nu ik een scooter heb ga ik nooit meer met de tram.
B
Nu ik een scooter heb, ga ik nooit meer met de tram.
C
Nu ik een scooter heb. Ga ik nooit meer met de tram.
Slide 16 - Quizvraag
Waar kloppen de leestekens?
A
Harm zei: "Doe dat nooit weer!"
B
Harm zei: "Doe dat nooit weer"!
C
Harm zei: "doe dat nooit weer! "
D
Harm zei, "Doe dat nooit weer!"
Slide 17 - Quizvraag
Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Heb je liever een chocolade- of een aardbeientaart?
B
Heb je liever een chocolade of een aardbeientaart?
C
Heb je liever een chocolade- of een aardbeien-taart?
D
Heb je liever een chocolade- of-een-aardbeien-taart?
Slide 18 - Quizvraag
Waar kloppen de leestekens?
A
Vanavond eten we, aardappelen, boontjes, en een gehaktbal.
B
Vanavond eten we aardappelen, boontjes, en een gehaktbal.
C
Vanavond eten we aardappelen, boontjes en een gehaktbal.
D
Vanavond eten we aardappelen boontjes en een gehaktbal.
Slide 19 - Quizvraag
Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Hij wist genoeg van het middelbaar- en basisonderwijs.
B
Hij wist genoeg van het middelbaar en basisonderwijs.
C
Hij wist genoeg van het middelbaaronderwijs en het basisonderwijs.
Slide 20 - Quizvraag
Hoe schrijf ik...?
A
tv
B
t.v.
Slide 21 - Quizvraag
Hoe schrijf ik...?
A
muv
B
m.u.v.
Slide 22 - Quizvraag
Hoe schrijf ik...?
A
cv
B
c.v.
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Video
Hoofdletter of niet?
A
V-hals
B
v-hals
Slide 25 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
mbo
B
MBO
Slide 26 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
minister-president
B
Minister-President
Slide 27 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletters?
A
anwb
B
ANWB
Slide 28 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletters?
A
CAO
B
cao
Slide 29 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstfeest
B
kerstfeest
Slide 30 - Quizvraag
Hoofdletters: Is het...
A
Meneer van Dalen?
B
Meneer Van Dalen?
Slide 31 - Quizvraag
Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau
Slide 32 - Quizvraag
Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen
Slide 33 - Quizvraag
Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland
Slide 34 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C
Slide 35 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde
Slide 36 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletters?
A
PSV
B
psv
Slide 37 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter
A
de duitse camping
B
de Duitse camping
Slide 38 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
dinsdag
B
Dinsdag
Slide 39 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen
Slide 40 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente
Slide 41 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December
Slide 42 - Quizvraag
Hoofdletter of niet?
A
Boeddhisme
B
boeddhisme
Slide 43 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis
Slide 44 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci
Slide 45 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
de pc
B
de PC
Slide 46 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Februari
B
februari
Slide 47 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
netflixen
B
Netflixen
Slide 48 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Stationsstraat
B
stationsstraat
Slide 49 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
Offerfeest
B
offerfeest
Slide 50 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletters?
A
's middags kregen we bezoek.
B
'S middags kregen we bezoek.
C
's Middags kregen we bezoek.
