verleden tijd zwakke werkwoorden

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 3

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd

Leerdoel

Ik kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden 

in het Duits maken.

Sleep de uitgangen naar de juiste plek

ich

du

er/sie/es/man

wir 

ihr

sie/Sie

spiel

spiel

spiel

spiel

spiel

spiel

-te

-test

-te

-ten

-ten

-tet

1/4 Hoe maak je de o.v.t. (Präteritum) in het Duits van een zwak werkwoord?

1. ge + stam + (e)t
2. stam in de o.t.t. + -t(e) + esttenten
3. de klinker verandert + esttenten
4. verledentijdsstam + -de

2/6 Er ..... bis 1789 Musik an der Universität Bonn. (studeerde)

1. studiert
2. studierte
3. studiertet
4. studieret

3/6 Vertaal 'jullie kopen'

kaufen (= kopen)

1. ihr kaufte
2. ihr kauftet
3. ihr kauftete
4. ihr kauft

4/6 Verleden tijd: machen

Es ....... richtig Spaß, das Lied zu singen.

1. macht
2. machte
3. machtet
4. machst

5/6 Verleden tijd: lachen
Mein Freund ...... über einen Witz.

6/6 Verleden tijd: weinen
Du ...., weil du deine Tasche verloren hattest.

En bij deze?
Ich ___________ (warten) eine Stunde lang auf den Bus.

Bijzonderheden........

Als de stam eindigt op -d of -t     

Dan beginnen alle uitgangen automatisch met een 'e'

Verleden tijd
Sleep de uitgangen naar de juiste plek

ich

du

er/sie/es/man

wir 

ihr

sie/Sie

red

red

red

red

red

red

-ete

-etest

-ete

-eten

-eten

-etet

1/5 Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> er [arbeiten]

1. arbeitet
2. arbeitete
3. arbeitetet
4. arbeite

2/5 Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> ihr [baden]

1. bade
2. badet
3. badete
4. badetet

3/5 Verleden tijd:
Warum [antworten] du nicht?

4/5 Verleden tijd: antworten

Wer ...... auf diese schwierige Frage?

1. antworteten
2. antworetet
3. antwortete
4. antworte

5/5 Vertaal 'wij borstelden'

bürsten (= borstelen)

1. wir bürsten
2. wir bürstet
3. wir bürsteten
4. wir bürstten

Vul de verleden tijd in:
ich (baden)

Vul de verleden tijd in:
Sie (meinen)

Vul de verleden tijd in:
er (reden)

Vul de verleden tijd in:
du (hören)

Vul de verleden tijd in:
ihr (antworten)

Vul de verleden tijd in:
der Arzt (drücken)

Vul de verleden tijd in:
Herr Schmidt (machen)

Vul de verleden tijd in:
Opa und Oma (lachen)

Vul de verleden tijd in:
Meine Freundin (reden)

Leerdoel: ik kan de verleden tijd van zwakke(regelmatige) werkwoorden in het Duits maken.

1. nog niet helemaal
2. nog helemaal niet
3. jazeker!
4. extra uitleg nodig