• Doel: Aan het eind van de les heb ik een SO gemaakt over de betekenis van 24 moeilijke woorden, verder weet ik hoe ik de persoonsvorm (PV) kan vinden. Ook weet ik hoe ik de stam en de ik-vorm van een werkwoord moet vormen.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1
In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Inhoud van deze les
• Welkom
• Lezen
• Actualiteit
• Taalvoutje
• Doel: Aan het eind van de les heb ik een SO gemaakt over de betekenis van 24 moeilijke woorden, verder weet ik hoe ik de persoonsvorm (PV) kan vinden. Ook weet ik hoe ik de stam en de ik-vorm van een werkwoord moet vormen.
Slide 1 - Tekstslide
Taalvoutje
Inderdaad niet veel ruimte in zo’n blikje.
Slide 2 - Tekstslide
Actie:
• Herhaling instructie persoonsvorm
• Instructie stam en ik-vorm van het werkwoord
• Bespreken les 1.8 opdracht 1 - 9
• Maken SO les 1.5 Woorden
les 1.8 opdracht 1 - 9
• Huiswerkcontrole les 1.7 opdracht 1 - 11 (volgende les)
• Afsluiting
Slide 3 - Tekstslide
Samenstelling
Een samenstelling is een combinatie van 2 of meer woorden die ook los kunnen voorkomen. Het laatste deel is meestal het belangrijkst voor de betekenis.
Soms moeten er wel letters af of bij om een goede samenstelling te maken:
vallen en kuil - valkuil (eraf: -len)
kind en tekening - kindertekening (erbij: -er)
Slide 4 - Tekstslide
Persoonsvorm
De persoonsvorm (PV) is een belangrijk zinsdeel. In elke zin staat een persoonsvorm. De persoonsvorm is altijd een werkwoord (doe-woord) en bestaat meestal uit één woord.
- zet de zin in een andere tijd (tijdproef)
Persoonsvorm
- maak de zin vragend (1e woord is dan de
persoonsvorm)
Slide 5 - Tekstslide
0
Slide 6 - Video
De stam en de ik-vorm
hele wwstamik-vorm
lachen lach lach
lopen lop loop
bellen bell bel
lezen lez lees
geven gev geef
raden rad raad
zetten zett zet
Slide 7 - Tekstslide
Leestekens
Slide 8 - Tekstslide
Begin en eind van zinnen
Een zin heeft een begin en een eind. Dat maakt het lezen van een tekst gemakkelijker. Een zin heeft altijd een leesteken aan het eind: een punt (.), een vraagteken (?) of een uitroepteken (!).
Een zin begint altijd met een HOOFDLETTER.
Een punt (.) staat aan het eind van een gewone zin.
Een vraagteken (?) staat aan het eind van een vraagzin.
Een uitroepteken (!) staat aan het eind van een uitroep.