220201 Grammatica zinsdelen H1-2

Welkom G1a
Je hoeft niet in te loggen in Lesson Up
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom G1a
Je hoeft niet in te loggen in Lesson Up

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Belangrijke data
vrijdag 4 februari:
Herkansing zakelijke e-mail

vrijdag 11 februari:
Deadline inleveren dramaverslag

Herkansing grammatica woordsoorten.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Ik kan de persoonsvorm in eenvoudige zinnen vinden.

  • Ik kan eenvoudige zinnen in zinsdelen verdelen. 

  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg persoonsvorm (pv)
In elke zin staan werkwoorden.
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.

De pv geeft twee dingen aan:
  • getal (enkelvoud/meervoud)
  • tijd (tegenwoordige tijd / verleden tijd)

Slide 5 - Tekstslide

Een voorbeeld
De man heeft een ijsje gegeten.

De kast heeft jaren in het lokaal gestaan.

De beren hebben ontzettende honger na hun winterslaap.

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg persoonsvorm (pv)
Zo vind je de pv:
  1. Verander de zin van enkelvoud naar meervoud, of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de pv.

  2. Verander de zin van t.t. naar v.t. of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de pv.

  3. Maak de zin vragend. De pv komt vooraan in de zin te staan.

Slide 7 - Tekstslide

Een voorbeeld

Waar heb jij jouw broek gekocht?

Waarom eten jullie geen spruitjes?

Hoe fiets jij altijd naar school?

Slide 8 - Tekstslide

Vind de persoonsvorm
  1. Gisteren ben ik met mijn moeder naar de winkel geweest.

  2. Waar wil je deze tafel hebben staan?

  3. Ik vind dit broodje echt niet lekker.

timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Ik kan de persoonsvorm in eenvoudige zinnen vinden

  • Ik kan eenvoudige zinnen in zinsdelen verdelen. 

  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg zinsdelen
Een zin kan je opdelen in delen. Er zijn twee manieren om te ontdekken welke woorden bij elkaar horen.
  1. Vind de persoonsvorm. Probeer uit welke woorden je voor de persoonsvorm kan zetten. Klopt de zin dan nog steeds? Dan horen die woorden bij elkaar.

  2. Hussel de zin. Kan je bepaalde woordgroepjes verplaatsen en klopt de zin dan nog steeds? Dan horen die woorden bij elkaar.

Slide 11 - Tekstslide

Vind de zinsdelen
  1. Gisteren ben ik met mijn moeder naar de winkel geweest.

  2. Waar wil je deze tafel hebben staan?

  3. Bah, ik vind dit broodje echt niet lekker.

timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Maken: Hoofdstuk 1 (grammatica zinsdelen)
opdracht 1, 2 en 3.

Klaar?

Kijk je antwoorden na. Daarna krijg je een leesboekje van mij.
timer
20:00

Slide 13 - Tekstslide

Pauze
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Ik kan de persoonsvorm in eenvoudige zinnen vinden

  • Ik kan eenvoudige zinnen in zinsdelen verdelen. 

  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden.

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg onderwerp
Het onderwerp van de zin is één zinsdeel. Het geeft (vaak) aan wie/wat iets doet in de zin. (Ow begint nooit met een voorzetsel)

Zo vind je het onderwerp:
1. Zoek de persoonsvorm.
2. Stel de vraag: wie/wat + persoonsvorm?
3. Het antwoord is het onderwerp van de zin. 

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg onderwerp
Kan je het onderwerp niet goed vinden? Dan kun je ook de volgende manier proberen:

1. Verander de persoonsvorm van getal (ev/mv). Het woord/de woorden die mee veranderen, is/zijn het onderwerp. 

bv. De hond blaft. --> De honden (ow) blaffen (pv). 

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Maken:
- H1 grammatica zinsdelen: opdracht 1, 2 en 3. (blz. 28)
- H2 grammatica zinsdelen: opdracht 1, 2 en 4 (blz. 60). Kijk zelf de opdrachten na!!


Lastig? Extra oefening op blz. 258- 259.

Slide 18 - Tekstslide