2.4 - Leren budgetteren

Hoofdstuk 2
Paragraaf 4 - Leren budgetteren!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2
Paragraaf 4 - Leren budgetteren!

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Waarom moet je budgetteren?
  • Welke soorten inkomen?
  • Welke soorten uitgaven?
  • Rekenen met periodes!!
  • Een maandelijkse reservering bereken

Slide 2 - Tekstslide

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
budgetteren
B
restwaarde
C
reserveren
D
begroten

Slide 3 - Quizvraag

Budgetteren
Budgetteren = het maken van een overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven

Waarom zou je dat doen?
Je hebt overzicht van je inkomsten en uitgaven en kunt daarom betere keuzes maken, waar jij je geld aan uit wilt geven.


Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Begroting
Een tekort = Je hebt meer uitgaven dan inkomsten
  • Je moet bezuinigen op je uitgaven
  • Je moet zorgen dat je meer inkomsten krijgt.

Een overschot = Je hebt meer inkomsten dan uitgaven
  • Je kunt dit geld het best sparen om tegenvallers op te vangen.


Slide 7 - Tekstslide

Reserveren / sparen
Je moet geld reserveren/sparen om onverwachte (incidentele) uitgaven te kunnen doen.

Formule:
(toekomstige aanschafwaarde - restwaarde) : aantal maanden


Slide 8 - Tekstslide

Jan wil over 3 jaar een nieuwe wasmachine.
Deze wasmachine kost hem dan €1250,- Zijn oude levert dan nog €170,- op.
Hoeveel moet Jan per maand reserveren?

Slide 9 - Open vraag

Jan wil over 3 jaar een nieuwe wasmachine. Deze wasmachine kost hem dan €1250,- Zijn oude levert dan nog €170,- op.
Hoeveel moet Jan per maand reserveren?
Stappen:
  1. Hoeveel maanden is 3 jaar = 36 maanden
  2. 1250 – 170 = €1080,- moet je nog sparen/ reserveren.
  3. 1080 : 36 = €30,- per maand reserveren.

Slide 10 - Tekstslide

Aantal dagen/weken/maanden?

Wat weet je zeker en verandert nooit?

  • Week       = 7 dagen
  • Jaar          = 4 kwartalen, 12 maanden, 52 weken 
  • Kwartaal = 3 Maanden of 13 weken

Slide 11 - Tekstslide

Week-Maand-Jaar-Kwartaal

Slide 12 - Tekstslide

Jan verdient €45 per week.
1. Hoeveel is dat per maand?
2. Hoeveel is dat per kwartaal?
3. Hoeveel is dat per jaar?

Slide 13 - Open vraag

Maken opgaven:

blz 54-57 opg 30-40, 
blz 63 opg 28-30

Slide 14 - Tekstslide