- Kunnen uitleggen waarom gassen bij gelijk aantal mol een gelijk volume hebben = molair volume
- Kunnen rekenen met molair volume Vm
- Significantie kennen en toepassen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
3.5 Rekenen aan gassen
Leerdoelen:
- Kunnen uitleggen waarom gassen bij gelijk aantal mol een gelijk volume hebben = molair volume
- Kunnen rekenen met molair volume Vm
- Significantie kennen en toepassen
Slide 1 - Tekstslide
3.5 Rekenen aan gassen
Slide 2 - Tekstslide
Herhaling Massa & mol
Slide 3 - Tekstslide
Molaire massa
De massa van 1 molecuul in u = de massa van 1 mol in g
De massa van 1 molecuul NH3 = 17,03 u
De massa van 1 mol NH3 = 17,03 g
Molaire massa (M) = de massa van 1 mol stof in g/mol
Slide 4 - Tekstslide
Blokschema chemisch rekenen
Mm = Molaire Massa in g/mol n = aantal mol m = massa in gram NA = constante van Avogadro.
Rekenen in formuletaal:
M = m / n
m = M x n
n = m / M
Slide 5 - Tekstslide
Rekenschema
Slide 6 - Tekstslide
Herhaling Dichtheid
Slide 7 - Tekstslide
Significantie
Hoe nauwkeurig iets is, noem je de significantie
Significantie gaat over hoe nauwkeurig je meet
Hoe nauwkeuriger je meet, hoe preciezer je uitkomst
Slide 8 - Tekstslide
Wat zijn significante cijfers
Het aantal significante cijfers van een meetwaarde is de hoeveelheid getallen van deze meetwaarde
Nullen aan het begin van een getal zijn geen significante cijfers
Nullen aan het einde van een getal zijn wel significante cijfers
Slide 9 - Tekstslide
Vermenigvuldigen/delen
Bij vermenigvuldigen en/of delen van meetwaarden moet je het antwoord in net zo veel significante cijfers geven als de kleinste hoeveelheid significante cijfers uit die berekening.
Slide 10 - Tekstslide
Optellen / Aftrekken
Bij optellen en/of aftrekken van meetwaarden moet je het antwoord zoveel cijfers achter de komma geven als de kleinste hoeveelheid decimalen van de meetwaarden uit de berekening
Slide 11 - Tekstslide
Tussenantwoorden
Tussenantwoorden schrijf je met één significant cijfer meer als het eind antwoord. Zo voorkom je tijdens een langere berekening afrondfouten en ‘genereer’ je ook geen nauwkeurigheid
Slide 12 - Tekstslide
Molaire volume
- Volume bij gassen werkt iets anders dan volume bij vloeistoffen
Bij vloeistof gebruik je dichtheid ! Zie Binas
Bij gassen gebruik je molair volume !
Slide 13 - Tekstslide
Molair volume
Bij dezelfde temperatuur en dezelfde druk, heeft 1 mol van elk gas hetzelfde volume
Dit volume noemt men het molair volume (Vm)
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Molair volume (Vm)
Gassen hebben een vast volume bij vaste temperatuur en druk.
Slide 16 - Tekstslide
Rekenschema
Vm = 24,5 dm3/mol
Slide 17 - Tekstslide
Rekenschema
In formuletaal:
Vm = V / n
V = Vm x n
n = V / Vm
Vm = 24,5 dm3 / mol
bij 298 K en p = p0
Slide 18 - Tekstslide
Oefenopgaven
Chemisch Rekenen
Slide 19 - Tekstslide
Onder bepaalde omstandigheden is het volume van een mol gas 24,5 dm3/mol. Hoeveel liter neemt 2,5 mol stikstofgas in? En hoeveel liter neemt 2,5 mol CO2 in?
Tekst
Slide 20 - Open vraag
We hebben 5,6 dm³ AsH₃ gas. Hoeveel deeltjes zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 23,2 dm³/mol.
A
1,5 * 10²³
B
4,0 * 10⁻²⁵
C
7.8 * 10²⁵
D
2.2 * 10⁻²²
Slide 21 - Quizvraag
We hebben 5,8 gram AsH₃ gas. Hoeveel dm³ zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 24,0 dm³/mol.
A
1,1 * 10⁴
B
1,8
C
1,9 * 10
D
3,1 * 10³
Slide 22 - Quizvraag
We hebben 2,3 * 10²⁵ deeltjes O₃ gas. Hoeveel dm³ zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 22,1 dm³/mol.
A
1,7
B
3,1 *10⁵⁰
C
8,4 *10²
D
6,3 * 10⁴⁷
Slide 23 - Quizvraag
We hebben 5,23 m³ O₃ gas. Hoeveel gram is dit? Ga uit van een molair gasvolume van 2,1 * 10⁻² m³/mol.