In 'Wij slaven van Suriname' (1934) schreef Anton de Kom over het koloniale onderwijs en hoe dat de ongelijkheid en het racisme in Suriname in stand hield. Dit beschreef hij als volgt:
'Wanneer wij, kleine negerjongens, kinderen of kleinkinderen van slaven, op school les In de Vaderlandse Geschiedenis kregen, den was dat natuurlijk de geschiedenis der blanke krijgslieden.
Wij, zwarte kinderen op de achterste banken (de voorsten waren bestemd voor zoons en dochters van Europeanen), martelden onze hoofden om de jaartallen van Hollandse huizen te onthouden.
Wij, die met de stok geslagen werden als wij onze eigen 'Surinaamse' taal spraken.
Wij die voor het examen de namen en jaartallen moesten leren van de Nederlandse gouverneurs, onder wier bewind men onze vaders als slaven ingevoerd heeft.
En het systeem werkte. Geen beter middel om het minderwaardigheidsgevoel bij een ras aan te kweken, dan dit geschiedenisonderwijs waarbij uitsluitend de zonen van een ander volk worden genoemd en geprezen.
Het heeft lang geduurd voor ik mijzelf geheel van de obsessie bevrijd had, dat een neger altijd en onvoorwaardelijk de mindere zijn moest van iedere blanke.'