3HV H1 Paragraaf 4. De waarde van geld

Terugblik
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Terugblik

Slide 1 - Tekstslide

Wat is directe ruil?
A
Ruilen zonder geld
B
Ruilen met geld

Slide 2 - Quizvraag

Vroeger werd men in zout uitbetaald en kon je in winkels met zout betalen. Is dit een voorbeeld van directe ruil?
A
Ja want er komt geen geld bij kijken
B
Nee want het zout werd gebruikt als hoe wij geld nu gebruiken
C
Nee want zout kan helemaal niet gebruikt worden als geld
D
Ja want je ruilt een goed voor een ander goed

Slide 3 - Quizvraag

Paragraaf 1.4
De waarde van geld

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de verschillende waarden van geld in praktijksituaties benoemen.
Je kunt uitleggen waardoor een waarde kan dalen of stijgen.
Je kunt de drie functies van geld onderscheiden.
Je kunt omschrijven in welke situaties in het betalingsverkeer je chartaal en giraal geld gebruikt.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Par 1.4: 4 waardes van geld
  • Nominale waarde; staat op het geld aan gegeven.
  • Intrinsieke waarde; is de materiaalwaarde van het geld (Nominale waarde > intrinsieke waarde, waarom?).

Slide 7 - Tekstslide

Intrinsiek waarde
Nominale waarde

Slide 8 - Tekstslide

Par 1.4: 4 waardes van geld
  • Interne waarde; staat voor de hoeveelheid goederen en diensten die je in eigen land met een euro koopt.
  • Externe waardestaat voor de hoeveelheid buitenlands geld die je met een euro koopt.

Slide 9 - Tekstslide

Functies van geld
Geld heeft drie functies:
  • De ruilfunctie
  • De rekenfunctie
  • De oppotfunctie

Slide 10 - Tekstslide

Geld is vertrouwen
Vertrouwen is onwijs belangrijk
Fudiciair geld

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Chartaal geld: het tastbare geld. De munten en biljetten.
Giraal geld: onzichtbare geld, geld op je betaalrekening
Twee soorten geld:

Slide 13 - Tekstslide

Betaalmiddelen

- munten, bankbiljetten
- pinpas
- creditcard
- acceptgiro
- overschrijvingskaart

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Oefenen

Slide 16 - Tekstslide

De ruilfunctie
De rekenfunctie
De oppotfunctie
Je koopt een auto
Je rekent hoeveel appels één banaan waard is
Je legt een pot met geld onder je bed voor later

Slide 17 - Sleepvraag

de intrinsieke waarde is de waarde van geld die op het biljet/munt staat
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Voor gouden munten waarvan de materiaalwaarde overeenkomt met de op de munt vermelde waarde geldt:
A
nominale waarde = intrinsieke waarde
B
nominale waarde > intrinsieke waarde
C
nominale waarde < intrinsieke waarde

Slide 19 - Quizvraag

Jelte gaat met zijn pinpas een bedrag van €70 euro uit de geldautomaat halen. Wat gebeurd er?
A
Het chartale geld en het girale geld is afgenomen
B
Het chartale geld is afgenomen maar het girale geld is toegenomen
C
Het chartale geld is toegenomen maar het girale geld is afgenomen
D
Het chartale geld en het girale geld is toegenomen

Slide 20 - Quizvraag

Anke heeft begroot dat ze € 1200 nodig zal hebben voor haar vakantie in Frankrijk. Hier is sprake van geld als:
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
oppotmiddel

Slide 21 - Quizvraag

Wat is chartaal geld?
A
Alle briefjes en munten
B
Spaarrekening
C
Bankrekening
D
Bitcoin

Slide 22 - Quizvraag

Intrinsieke waarde 
Nominale waarde
Interne waarde 
Externe waarde
Waarde van het materiaal 
Waarde die op de munt staat 
Koopkracht van het geld 
Wisselkoers

Slide 23 - Sleepvraag

Niki zit in havo-3 en werkt in de zomervakantie bij de H&M-winkel in Breda.
Per uur verdient Niki € 5 bruto (a). Netto houdt ze € 4,50 per uur over (b).
De functie bij (a) is ........ en bij (b) is ........ .

A
a = ruilmiddel en b = rekenmiddel
B
a = ruilmiddel en b = spaarmiddel
C
a = rekenmiddel en b = rekenmiddel
D
a = ruilmiddel en b = ruilmiddel

Slide 24 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt de verschillende waarden van geld in praktijksituaties benoemen.
Je kunt uitleggen waardoor een waarde kan dalen of stijgen.
Je kunt de drie functies van geld onderscheiden.
Je kunt omschrijven in welke situaties in het betalingsverkeer je chartaal en giraal geld gebruikt.

Slide 25 - Tekstslide


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll