week 12 - 14 april 2023

week 15 - 2023
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

week 15 - 2023

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Het is vandaag...................            De datum is ............

Morgen is het .............
Overmorgen is het ..........

Gisteren was het ................
Eergisteren was het ............
Het is lente / voorjaar

Slide 2 - Tekstslide

LEZEN
We lezen 15 minuten in ons boek

Schrijf moeilijke woorden in je schrift.
-Zoek op wat het betekent.
-Vraag wat het betekent.


timer
6:00

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Doel van de les
Herhaling van werkwoorden

- Je weet dat werkwoorden een ik / jij / hij / wij - vorm hebben.
- Je weet dat werkwoorden een tegenwoordige tijd hebben.
- Je weet dat werkwoorden een verleden tijd hebben.




Slide 5 - Tekstslide

tegenwoordige tijd
nu, morgen
verleden tijd = eerder, toen, 'oude tijd'
zien
ik zie
hij ziet
wij zien
ik zag
hij zag
wij zagen
roepen
ik roep
hij roept
wij roepen
ik riep
hij riep
wij riepen

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoorden in tt en vt

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Maak goede zinnen met het werkwoord DENKEN

Slide 9 - Open vraag

Maak goede zinnen met het werkwoord GOOIEN

Slide 10 - Open vraag

Maak goede zinnen met het werkwoord KOPEN

Slide 11 - Open vraag

tegenwoordige tijd wordt 
verleden tijd
Paarse EBG boek
bladzijde 119

Schrijf de zin in de 
verleden tijd.

zie volgende dia.

Slide 12 - Tekstslide

EBG bladzijde 119
1. glijden -->
2. blijf -->
3. kijkt -->
4. krijgt -->
5. rijden -->
6. schijnt -->
7. snijdt -->
8. wrijft -->
9. verdwijnt -->
10. slijpt -->

Slide 13 - Tekstslide

1. glijden -->
2. blijf -->
3. kijkt -->
4. krijgt -->
5. rijden -->
6. schijnt -->
7. snijdt -->
8. wrijft -->
9. verdwijnt -->
10. slijpt -->

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen
Ga in Diglin
naar REGELS

en oefen
de werkwoorden

Slide 15 - Tekstslide

Doel van de les
VERWIJSWOORDEN
- Je weet wanneer je deze/die en dit/dat gebruikt.
- Je kent dit schema:




dichtbij / hier
ver weg / dáár
de-woorden
deze
die
het-woorden
dit
dat

Slide 16 - Tekstslide

....... hond
A
de
B
het

Slide 17 - Quizvraag

....... tafel
A
de
B
het

Slide 18 - Quizvraag

....... paard
A
de
B
het

Slide 19 - Quizvraag

....... raam
A
de
B
het

Slide 20 - Quizvraag

....... pen
A
de
B
het

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Taaltrap blz. 143
Verwijswoorden
    deze 
    die
    dit
    dat

Slide 24 - Tekstslide

we oefenen met zinnen in de klas

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide