V4 - Thema 5: Ecologie - BS5: Veranderende ecosystemen

Basisstof 5: veranderende ecosystemen
V4
Thema 5
Ecologie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 5: veranderende ecosystemen
V4
Thema 5
Ecologie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen dat ecosystemen niet hetzelfde bleven
  2. Je kunt beschrijven hoe en waarom ecosystemen geleidelijk ontwikkelen.
  3. Je kunt beschrijven welke rol pionierssoorten een rol spelen in de successie van een ecosysteem.

Slide 2 - Tekstslide

Pionier- en climaxecosysteem
Kaal stuk zand: barre omstandigheden, weinig soorten kunnen groeien

Pionierecosysteem = ecosysteem met soorten die als eerste op een nog niet bewoond gebied kunnen leven
Bv: biestarwegras, helm, springstaartjes

--> nadien betere omstandigheden: humus ontstaat, kruidachtige planten, meer schaduw door planten

Slide 3 - Tekstslide

Pionier- en climaxecosysteem

Slide 4 - Tekstslide

Successie
  • Opeenvolging van soorten, ecosysteem gaat over in een ander systeem 
  • Biomassa neemt toe: opbouw van weefsel > afbraak van weefsel
  • Biodiversiteit neemt toe 
  • Gelaagdheid

Eindstadium van successie = climaxecosysteem 



Slide 5 - Tekstslide

Climaxecosysteem

Slide 6 - Tekstslide

Climaxecosysteem
  • Abiotische factoren + soorten constant 
  • Biomassa constant (afbraak = opbouw)
  • Weinig stofuitwisseling met omgeving van het ecosysteem 

Bv: regenwoud, koraalrif,..

Slide 7 - Tekstslide

Ecosystemen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Primaire/secundaire successie
Regenwoud:
  • weinig humus, snelle mineralisatie
  • bomen kappen: bodem bloot aan regenval, wind 
  • erosie

Nieuwe planten: primaire successie

Slide 10 - Tekstslide

Primaire/secundaire successie
Loofbos:
  • veel humus, trage mineralisatie

Nieuwe planten: secundaire successie

eenjarige planten -> tweejarige planten -> climaxecosysteem

Slide 11 - Tekstslide

Verlanding 
1. waterplanten 
2. dode planten zinken -> modder -> hogere bodem 
3. oeverplanten
4. moerasplanten
5. broekbos (bos op moerassige grond)

Slide 12 - Tekstslide

Gradientecosysteem
= ecosysteem met een geleidelijke overgang 

bv 
kalkrijke -> kalkarme duinen
zout water -> zoet water
nat -> droog

Slide 13 - Tekstslide

Modelleren van de natuur 
Virtuele simulatie bv rond veranderingen in ecosystemen (voorspelling)

Slide 14 - Tekstslide

T6: p156-157 Eutrofiering en waterbloei
  • Dode planten/dierenresten --> mineralen door reducenten
  • Overbemesting landbouwgrond: veel organische stoffen komen in water
  • Meer mineralisatie
  • Eutrofiering 
Eutroof (voedselrijk) water = water met veel mineralen 

Slide 15 - Tekstslide

Eutrofiering
Meer fosfaat en nitraat mineralen: meer waterbloei (algen)

-> minder licht 
-> onderwaterplanten sterven
-> algen sterven (korte levensduur)
-> enorme toename dode resten 
-> meer reducenten
-> meer O2 verbruik 
-> vissterfte
-> nog meer dode resten, ..

Slide 16 - Tekstslide

De 'piramide' hiernaast is een piramide van...
A
Aantallen
B
Biomassa / energie
C
Dat kan je niet zeggen
D
Zowel aantallen als biomassa

Slide 17 - Quizvraag

Welke term past het best bij deze omschrijving?

De biomassa (in kilogram per hectare per jaar) die door de producenten van een ecosysteem wordt vastgelegd.
A
BPP
B
NPP
C
gebruik voor eigen dissimilatie

Slide 18 - Quizvraag

Juist of onjuist:

Alleen producenten doen aan assimilatie
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Juist of onjuist:

Groene planten zijn chemo-autotroof
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Juist of onjuist:

Alle consumenten, detrivoren en reducenten zijn heterotroof
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

4

Slide 22 - Video

00:29
Je hebt zojuist drie plaatjes gezien. Het bovenste plaatje liet een leeg akker zien en op het tweede plaatje was zichtbaar dat daar wat grassoorten groeiden.
Geef een verklaring voor het feit dat er eerst grassen en niet gelijk bomen op een leeg akker zullen groeien?

Slide 23 - Open vraag

01:31
Geef een aantal eigenschappen van pionierssoorten

Slide 24 - Woordweb

03:22
Hoe ontstaat successie?
Sleep de onderstaande gebeurtenissen zodat er een juiste chronologische volgorde ontstaat 
1
2
3
4
5
6
Op de bodem die arm is aan organische stof ontkiemen planten die bestand zijn tegen extreme abiotische factoren
Kleine consumenten 1e orde en reducenten vestigen zich in en op de bodem
De reducenten breken detritus af waardoor bodem rijker wordt aan organische stof
Door de rijkere bodem worden er meer producten aangetrokken met een tolerantie voor meer anorganische stof.
Het voedselaanbod stijgt enorm en trekt consumenten van hogere orden aan.
De biodiversiteit stijgt explosief en er ontstaat gelaagdheid in het ecosysteem

Slide 25 - Sleepvraag

05:18
Pioniersecosystemen en climaxecosystemen hebben elk hun eigen kenmerken en eigenschappen.
Sleep de volgende beschrijving naar het bijbehorende type ecosysteem
pioniersecosysteem
climaxecosysteem
kleine biodiversiteit
de BPP is groter dan de NPP
abiotische factoren zijn vrij constant
veel niches zijn vrij, nieuwe soorten vestigen zich makkelijk
de elementenkringlopen zijn gesloten
er is nauwelijks sprake van gelaagdheid

Slide 26 - Sleepvraag

1

Slide 27 - Video

01:33
Nadat een bosperceel is leeggekapt wordt het perceel vaak 'teruggegeven aan de natuur'
Is de ecologische ontwikkeling die dan gaat plaatsvinden een voorbeeld is van primaire of secundaire successie?
Leg je antwoord uit.

Slide 28 - Open vraag

Duinlandschap speelt een belangrijke rol in het in stand houden van onze kust, daarnaast trekt het veel toeristen.
Staatsbosbeheer heeft er veel werk aan om het gebied te onderhouden.
Leg uit om welke ecologische reden beheer van het duinlandschap van belang is voor het in stand houden van dit ecosysteem.

Slide 29 - Open vraag

Gradiënt-ecosystemen zijn ecosystemen die langzaam overgaan van het ene type ecosysteem naar het andere ecosysteem. In dit soort ecosystemen is vaak de biodiversiteit ontzettend groot.
Leg uit waardoor de biodiversiteit in gradiënt-ecosystemen hoger is

Slide 30 - Open vraag