Bi-3H 8.3 en 8.4 Je bloed vervoert en je bloedsomloop (Paulien)

Wat weet je nog van 8.1 en 8.2?
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog van 8.1 en 8.2?

Slide 1 - Tekstslide


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel
B
zenuwstelsel
C
verteringsstelsel
D
je ziet alleen organen

Slide 2 - Quizvraag


De huid is een voorbeeld van:
A
een orgaan
B
een cel
C
een organisme
D
een organenstelsel

Slide 3 - Quizvraag

Van groot naar klein. Welk rijtje klopt wel.
A
orgaanstelsel-organisme-orgaan-cel-weefsel
B
cel-weefsel-orgaan-orgaanstelsel-organisme
C
organisme-orgaanstelsel-orgaan-weefsel-cel
D
organisme-orgaanstelsel-weefsel-orgaan-cel

Slide 4 - Quizvraag

de luchtpijp vertakt zich in
A
bronchiën
B
longblaasjes
C
luchtpijptak
D
luchtpijptakjes

Slide 5 - Quizvraag

waarom kan er snel gaswisseling plaatsvinden in de longen?

A
de wand van de luchtpijp is erg dun
B
er zit een laagje slijm in de longblaasjes
C
Het oppervlak van de longblaasjes is groot
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 6 - Quizvraag

je kunt beter ademhalen door je neus omdat
A
de lucht dan wordt verwarmd
B
je gewaarschuwd wordt voor gevaarlijke stoffen
C
de lucht vochtig gemaakt wordt
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 7 - Quizvraag

Wat weet je over ingeademde in vergelijking met uitgeademde lucht?
He bevat:
A
meer koolstofdioxide en minder zuurstof
B
Minder koolstofdioxide en meer zuurstof
C
ligt eraan of je veel beweegt
D
kan je niet weten

Slide 8 - Quizvraag

Zet de stappen van inademen in de goede volgorde
Lucht stroomt je longen in
Je borstholte en longen worden groter
Tussenribspieren en middenrifspieren trekken samen
Luchtdruk in je longen neemt af
Ribben kantelen omhoog en middenrif wordt plat

Slide 9 - Sleepvraag

Welke woorden onderbreken (let op de volgorde!)
... + zuurstof -> energie + water + ...
A
Koolstofdioxide, Glucose
B
Nitraat, glucose
C
Ammonium, koolstofdioxide
D
Glucose, koolstofdioxide

Slide 10 - Quizvraag

Waar vindt verbranding plaats in het lichaam?
A
In de spieren
B
In de darmen
C
In de longen
D
In de cellen

Slide 11 - Quizvraag

8.3 Je bloed vervoert

Slide 12 - Tekstslide

8.3 leerdoelen
Je leert:
-Hoe je bloed stoffen vervoert
-Waardoor je bloed stroomt
-Welke soorten bloedvaten je hebt
-Hoe je hartslag wordt geregeld

Slide 13 - Tekstslide

8.3 begrippen
-bloedplasma, bloedcellen (rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes
-boezems, kamers, harttussenwand, longader, holle ader, longslagader, aorta, hartkleppen, slagaderkleppen, hartslag
-AV-knoop - sinusknoop-hartfrequentie, electrocardiogram/ecg

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Transport via bloedplasma
Bloedplasma vervoert bijna alle stoffen in je lichaam. De stoffen zijn opgelost in het bloedplasma

Voorbeelden: Glucosedeeltjes, vitaminen, mineralen, hormonen, antistoffen en afvalstoffen (zoals koolstofdioxide)

Slide 16 - Tekstslide

0

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

8.3 (Huis)werk
8.3: M. opdr. 3 t/m 5, 5d, 7, 9, 10, 11, 12, 13 t/m 16
Samenvatten:  blz. 97 8 t/m 11
Maak je een eigen samenvatting, dan alleen de dikgedrukte opdrachten

5 min in stilte
5 min in tweetallen

timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

8.4 De bloedsomloop

Slide 26 - Tekstslide

8.4 Leerdoelen
  • Je kent alle verschillende soorten bloedvaten en kan hun bouw en functie uitleggen;
  • Je weet het verschil tussen de kleine- en grote bloedsomloop en kan ze beschrijven;
  • Je weet wat bloeddruk is en hoe je die kan meten. 
  • *Je weet hoeveel bloed er naar je organen gaat
  • Je weet wat een hartinfarct is en de behandelingen

Slide 27 - Tekstslide

8.4 begrippen
-slagader (kransslagader), ader (longader), haarvaten, kleppen, holle ader, kransader
-kleine bloedsomloop, grote bloedsomloop
-bloeddruk, bovendruk, onderdruk, 
-hartinfarct, dotteren, bijpass operatie

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

3 soorten bloedvaten
Slagader
  • Vervoert bloed van het hart naar de organen
  • Dikke gespierde wand
  • Bloed stroomt snel
  • Hoge bloeddruk
  • Zuurstof rijk, behalve de longslagader

De aorta is de grootste slagader in ons lichaam.

Slide 30 - Tekstslide

3 soorten bloedvaten
Haarvaten
  • Haarvaten zitten tussen de slagaders en aders in.
  • Hier vindt stofwisseling plaats. 
  • Haarvaten hebben een enorm dunne wand van 1 cel laag dik.
  • De rode bloedcellen passen er net door.

Slide 31 - Tekstslide

3 soorten bloedvaten
Ader
  • Voeren bloed naar hart toe
  • Bloeddruk lager dan in slagader en haarvat
  • Wand bevat minder glad spierweefsel
  • Kleppen in aders om te voorkómen dat bloed terugstroomt
  • Zuurstof arm, behalve de longader

De holle aders zijn de grootste haarvaten 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Kleine bloedsomloop
  • rechterkamer
  • longslagader
  • longhaarvaten
  • longader
  • linkerboezem

Functie: zuurstofarm bloed zuurstofrijk maken.
Grote bloedsomloop
  • linkerkamer
  • aorta
  • heel het lichaam
  • holle ader
  • rechterboezem

Functie: organen van zuurstof voorzien.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Het hart
Een pomp met 4 ruimtes (2 boezems en 2 kamers)

Slide 41 - Tekstslide

Het hart aan de binnenkant

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide