Grammatica-woordsoorten-periode 2

grammatica
woordsoorten
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

grammatica
woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Welke woordsoorten ken je nog?

Slide 2 - Open vraag

redekundig

1. pv
2. andere werkwoorden
3. zinsdelen
4. wg 
5. ow
6. lv
7. mv
8. bwb
taalkundig

- bijvoeglijk naamwoord
- zelfstandig naamwoord
- lidwoord (bepaald/onbepaald)
- hww/zww/
- voorzetsel

Slide 3 - Tekstslide

(Sven) is gisteren naar school gefietst.
A
zn
B
bn
C
bw
D
vz

Slide 4 - Quizvraag

Sven (is) gisteren naar school gefietst.
A
hww
B
zww
C
kww
D
vz

Slide 5 - Quizvraag

Sven is gisteren (naar) school gefietst.
A
zn
B
bn
C
bw
D
vz

Slide 6 - Quizvraag

Sven is gisteren naar (school) gefietst.
A
zn
B
bn
C
bw
D
vz

Slide 7 - Quizvraag

Sven is gisteren naar school (gefietst).
A
zn
B
hww
C
zww
D
kww

Slide 8 - Quizvraag

Mijn (nichtje) schijnt erg groot te zijn geworden.
A
zn
B
hww
C
zww
D
kww

Slide 9 - Quizvraag

Mijn nichtje (schijnt) erg groot te zijn geworden.
A
zn
B
hww
C
zww
D
kww

Slide 10 - Quizvraag

Mijn nichtje schijnt erg (groot) te zijn geworden.
A
zn
B
bw
C
bn
D
vz

Slide 11 - Quizvraag

Mijn nichtje schijnt erg groot te (zijn) geworden.
A
hww
B
zww
C
kww
D
bw

Slide 12 - Quizvraag

Mijn nichtje schijnt erg groot te zijn (geworden).
A
hww
B
zww
C
kww
D
bw

Slide 13 - Quizvraag

Welke woordsoort vind je nog lastig?
bn
zn
hww
zww
kww
vz
geen

Slide 14 - Poll

Vandaag:
- gaan we oefenen met het benoemen van het bijwoord en de voornaamwoorden

Slide 15 - Tekstslide

Het bijwoord
Kan iets zeggen over elke woordsoort, maar niet over een zn (dan is het een bn). 

Ik fietste snel naar huis.
Gisteren heb ik me ook erg verveeld.
Wanneer geef je daar weer een optreden?

Slide 16 - Tekstslide

Waarschijnlijk is het gewoon nog zo gegaan ook.
Bijwoorden?

Slide 17 - Open vraag

Voornaamwoorden:
 
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
- wederkerend voornaamwoord
- wederkerig voornaamwoord

Slide 18 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord
Alle woorden die verwijzen naar personen (geen namen):

ik, jij, hij, zij, het, wij, hun, hen, ons, u etc.

Ik loop op straat.
Zij geeft haar boek aan ons

Slide 19 - Tekstslide

pers. vnw
Wij hebben hun een cadeau gegeven.

Slide 20 - Open vraag

bezittelijk voornaamwoord
- Er volgt een bezit. 

mijn (fiets), jouw (fiets), uw, onze, hun, jullie

Geef me jouw boek eens even. 
Uw auto staat daar geparkeerd.

Slide 21 - Tekstslide

bez. vnw
Hebben jullie zijn moeder gezien?

Slide 22 - Open vraag

wederkerend voornaamwoord
- keert weder = komt weer terug
Er wordt een persoon genoemd. Later in de zin wordt die persoon nog een keer genoemd met een ander woord.
me, je, jullie, ons, zich etc.

- Hij (pers. vnw) schaamt zich (wk vnw).
- Was je (pers. vnw) je (wk vnw) zo nog even?

Slide 23 - Tekstslide

wk vnw
Bij het schillen van de appels heb ik me gesneden.

Slide 24 - Open vraag

wederkerig voornaamwoord 
elkaar, mekaar, elkander 

Wij hebben elkaar een knuffel gegeven. 
elkaar = wkg

Slide 25 - Tekstslide

Geven jullie elkaar de antwoorden?

Slide 26 - Open vraag

Snap je hoe je de voornaamwoorden en het bijwoord kunt vinden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll