Herhalingsles lezen blok 1-2-3

Herhalingsles lezen blok 1-2-3
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalingsles lezen blok 1-2-3

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Afspraken en regels bespreken
Terugkoppeling vorige les
Herhaling theorie blok 1-2-3
Zelfstandig aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken en regels bespreken
Je bent op tijd in de klas!
 Telefoon thuis of in de kluis!
Opgeladen Chromebook
1e keer waarschuwing
2e keer strafwerk
3e keer nablijven
Kauwgom/snoep in de prullenbak --> nu nog kans om het weg te gooien
Als er iemand aan het woord is, zijn jullie stil

Slide 3 - Tekstslide

Terugkoppeling vorige les
  • Informerende teksten en uitleggende teksten
  • Instructies
  • Hoofdzaken, bijzaken en kernzin

Slide 4 - Tekstslide

Welk voorbeeld is een uitleggende tekst?
A
Nieuwsbericht
B
Handleiding

Slide 5 - Quizvraag

Wat doen uitleggende teksten?
A
Iets nieuws vertellen
B
Uitleggen hoe iets zit

Slide 6 - Quizvraag

Welk voorbeeld is een informerende tekst?
A
Recept
B
Tijdschriftartikel

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het doel van informerende teksten?
A
De lezer iets nieuws vertellen
B
Uitleggen hoe iets werkt

Slide 8 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Veel uitleggende teksten zijn instructies.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de hoofdzaak in een tekst?
A
De belangrijkste informatie in een tekst.
B
De minder belangrijke informatie in een tekst.
C
Een voorbeeld in een alinea.
D
De eerste zin van een alinea.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een bijzaak?
A
De laatste zin van een alinea.
B
De minder belangrijke dingen in een tekst.
C
De kern van de boodschap.
D
De belangrijkste informatie in een tekst.

Slide 11 - Quizvraag

Waar staat de kernzin meestal?
A
In de titel van de tekst.
B
Na de bijzaak.
C
In het midden van de tekst.
D
In de eerste of laatste zin.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de kernzin?
A
De belangrijkste zin in een alinea.
B
Een zin vol bijzaken.
C
De eerste zin van de tekst.
D
Een samenvatting van de tekst.

Slide 13 - Quizvraag

Herhaling theorie blok 1-2-3

Slide 14 - Tekstslide

Blok 1

Slide 15 - Tekstslide

Leesplan

Slide 16 - Tekstslide

Tekstsoorten
Je kent al verschillende tekstsoorten. Bij elke tekstsoort hoort een tekstdoel.

Slide 17 - Tekstslide

Manieren van lezen:
  1. Verkennen: Kijk naar de tekst en denk alvast na waar het over gaat.
  2. Verkennend lezen: Lees de eerste en laatste zinnen om te voorspellen waar de tekst over gaat.
  3. Grondig lezen: Lees alles goed als je de tekst volledig moet begrijpen, bijvoorbeeld voor een toets.
  4. Zoekend lezen: Zoek snel een antwoord met behulp van tussenkopjes en opvallende woorden.

Slide 18 - Tekstslide

Na het verkennend lezen kun je het onderwerp van de tekst in een paar woorden noemen. Dit onderwerp bestaat uit deelonderwerpen, die in alinea’s worden uitgewerkt. Een alinea begint op een nieuwe regel en kan een tussenkopje hebben dat aangeeft waar die alinea over gaat.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Blok 2 

Slide 21 - Tekstslide

Grondig lezen
Als je een tekst goed wilt begrijpen, dan moet je die grondig lezen.

  • Lees kleine stukjes tegelijk.
  • Denk na over wat je al weet.
  • Probeer het voor je te zien.
  • Begrijp je iets niet? Gebruik het stappenplan voor moeilijke woorden of lees de zin opnieuw.
  • Bedenk de belangrijkste informatie per alinea.
  • Vat elke alinea samen in je eigen woorden en stel jezelf vragen.

Slide 22 - Tekstslide

Aansporende teksten
Aansporende tekst --> heeft als doel de lezer overhalen om iets te doen. Dat kunnen verschillende dingen zijn, bijvoorbeeld een product kopen, lid worden van een club, een festival bezoeken, naar een museum gaan of geld geven voor een goed doel.

Slide 23 - Tekstslide

Infographic 
Een andere tekstvorm waarin de afbeeldingen duidelijk opvallen, is de infographic of informatieve afbeelding.
De afbeeldingen vormen één geheel met de tekst.
Ze zijn beide even belangrijk en versterken elkaar. Een deel van de informatie lees je in de tekst, een ander deel zie je in de afbeeldingen.
Het doel van deze tekstvorm is de lezer snel een grote hoeveelheid informatie te geven.

Slide 24 - Tekstslide

                       Voorbeeld                         infographic

Slide 25 - Tekstslide

Blok 3

Slide 26 - Tekstslide

Informerende en uitleggende teksten 
Informerende teksten en uitleggende teksten lijken op elkaar, maar zijn toch anders.
informeren --> de lezer iets nieuws vertellen --> informerende tekst --> nieuwsbericht, tijdschriftartikel, verslag, werkstuk, folder.
uitleggen --> de lezer uitleggen hoe iets zit of hoe je iets doet --> uitleggende tekst --> schoolboektekst, recept, handleiding, gebruiksaanwijzing

Slide 27 - Tekstslide

Instructies 
Veel uitleggende teksten zijn instructies. Een instructie is een uitleg over hoe je iets moet doen, zoals een recept of een knutseluitleg.
Instructies hebben een of meer van deze kenmerken:
Uitleg in stappen, vaak met nummers, streepjes of bolletjes;
In de stappen staan volgordewoorden: eerst, daarna, ten slotte;
Elke stap begint met een werkwoord;
Afbeeldingen maken de stappen duidelijk;

Slide 28 - Tekstslide

Hoofdzaken, bijzaken en kernzin
Hoofdzaak --> De belangrijkste informatie in een tekst.
Bijzaak --> de minder belangrijke dingen in een tekst.
Kernzin --> staat meestal in de eerste of de laatste zin. De kernzin is de belangrijkste zin in een alinea. De kernzin is de zin waarin de belangrijkste informatie staat, de kern van de boodschap en daarna komt de rest.
 In de andere zinnen staan bijzaken. Ze geven uitleg of voorbeelden bij de kernzin.

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag!
- lezen blok 1-2-3 afmaken
- Samenvatting leren
- Oefentoets maken
- Oefentoets nakijken
- Bijspijkeren lezen (h7)




Slide 30 - Tekstslide