05. Stijlfiguren 1

Welkom & denk aan de regels
  • Jas op de kapstok
  • Petten af
  • Kauwgom uit
  • Telefoons in de tas
  • Leg je spullen vast klaar (leesboek, werkboek, schrift, pen)
  • Tassen van tafel 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom & denk aan de regels
  • Jas op de kapstok
  • Petten af
  • Kauwgom uit
  • Telefoons in de tas
  • Leg je spullen vast klaar (leesboek, werkboek, schrift, pen)
  • Tassen van tafel 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Gedicht (5 minuten)
  2. Lezen in stilte (10 minuten)
  3. Uitleg stijlfiguren (5 minuten)
  4. Samen oefenen (10 minuten)
  5. Zelf aan de slag (15 minuten, eerste 7,5 minuten in stilte)
  6. Evaluatie (5 minuten)
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je leert de stijlfiguren herhaling, tegenstelling en (verschillende soorten) opsomming te herkennen en begrijpen.

Slide 3 - Tekstslide

Stijlfiguren: waarom?
Een tekst kun je op verschillende manieren aantrekkelijk maken met beeldspraak. uitdrukkingen en met stijlfiguren. 
- Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
- uitdrukkingen: bijvoorbeeld rijmende uitdrukkingen
- stijlfiguren: deze gebruik je om iets te benadrukken

Slide 4 - Tekstslide

1 Herhaling
Herhaling is een stijlfiguur waarin een nagenoeg letterlijke herhaling plaatsvindt. Door de herhaling wordt dat wat de schrijver/spreker wil benadrukken onder de aandacht gebracht.
Vb. Plus geeft meer, veel meer.

Slide 5 - Tekstslide

2 Tegenstelling
Een tegenstelling wordt ook wel antithese genoemd. Het houdt in dat twee tegengestelde termen worden gebruikt in een zin om de tekst te verlevendigen. Een vb. van een tegenstelling is: 'In de stille kamer knettert zij van woede'.
'Vierkant in de fles, rond op de tong'.

Slide 6 - Tekstslide

3 opsomming
Een opsomming (ook enumeratie) is een stijlfiguur waarbij een opsomming wordt gebruikt om iets te benadrukken. Meestal zit er in de opsomming een climax (een in kracht toenemende rij) of een omgekeerde climax (een in kracht afnemende rij) of in een drieslag (3 woorden, 3 zinnen of 3 zinsdelen).

Slide 7 - Tekstslide

3 opsomming
Vb. opsomming: zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder. 
Vb climax: je hebt goed, je hebt beter, je hebt het beste. 
Vb. omgekeerde climax: Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, acht, best wel goed eigenlijk.
Vb. drieslag: heerlijk, helder, Heineken. Of bijvoorbeeld bloed, zweet en tranen.

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Drommels, drommels en nog eens drommels!'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 9 - Quizvraag

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Hij voelde zich goed. Nee, hij voelde zich geweldig, fantastisch zelfs!'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 10 - Quizvraag

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'In de stille kamer was er erg veel herrie in haar hoofd.'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 11 - Quizvraag

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Het regent, maar toch word ik niet nat.'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 12 - Quizvraag

Herhaling, tegenstelling of opsomming?
'Dat is leuk gedaan, heel leuk.'
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 13 - Quizvraag

4

Slide 14 - Video

00:27
Ik heb het goed gedaan, maar ook zo fout gedaan.
Als ik terugkijk in de tijd.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 15 - Quizvraag

00:34
Een lach, met tranen.
Zo voel ik mij vandaag.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 16 - Quizvraag

00:56
Met bloed, zweet en tranen,
zei ik rot hier nu maar op

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
drieslag
B
climax
C
omgekeerde climax

Slide 17 - Quizvraag

00:56
Met bloed, zweet en tranen,
zei ik rot hier nu maar op

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Hij won die miljoenen niet, die Mini niet en zelfs geen 'eigen geldje'.

Dit is duidelijk een...
A
drieslag
B
climax
C
omgekeerde climax

Slide 20 - Quizvraag

Verzin nu zelf een climax bij dit plaatje!

Slide 21 - Open vraag

Ik snap nu heel goed wat een stijlfiguur is! Ik kan ze herkennen in een tekst en ik kan er ook wel eentje zelf verzinnen.
A
Dat geldt voor mij.
B
Dat geldt een beetje voor mij.
C
Dat geldt bijna helemaal voor mij.
D
Dat geldt niet voor mij.

Slide 22 - Quizvraag

Zelf aan de slag, succes!
Maak: opdracht 1 t/m 6 op pagina 24 t/m 27 van je boek. Je mag ook online werken. Ga dan naar hoofdstuk 1: woordenschat - stijlfiguren.
Tijd: tot het einde van de les. De eerste 7,5 minuten werken we in stilte.
Hulp: na 7,5 minuten mag je met je buurvrouw/buurman overleggen. Kom je er samen niet uit? Steek je vinger op en dan kom ik je helpen.
Klaar: ga dan aan de slag met opdracht 7 t/m 9. Let op: deze opdrachten kunnen alleen online.
timer
7:30

Slide 23 - Tekstslide