A3G3FA1-24052023

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

A3G3 - Semaine 21 - Cours 1/2
Le programme d'aujourd'hui (3ème heure)
  • Unité 4: Écouter: Faire exc. 9AB + 10 (individuel, puis en duo)
  • Unité 4: Écouter: Contrôler exc. 9AB + 10 (en classe)
  • Unité 4: Écouter: Faire exc. 12 + 13 (individuel)
  • Unité 4: Écouter: Contrôler exc. 12 + 13 (en classe)
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik gesprekken over pretparken en de hoofdlijnen van een nieuwsbericht begrijpen;
  • ... kan ik een sollicitatiegesprek voeren voor een vakantiebaantje in Frankrijk;
  • ... kan ik beschrijven welk baantje bij mij past aan de hand van drie karaktereigenschappen.

Slide 2 - Tekstslide

Unité 4 - Écouter - Exercice 9 & 10
Unité 4 - Exercice 9 - Mise en route (page 19)
A
1. Vous allez regarder et écouter la vidéo. Vous allez souligner les mots dans votre livre. 
2. Vous alles discuter vos réponses en groupes de 2 ou 3. 
3. Vous allez regarder et écouter la vidéo une deuxième fois pour contrôler vos réponses.
4. Nous contrôlons les réponses en salle de classe.

Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik gesprekken over pretparken en de hoofdlijnen van een nieuwsbericht begrijpen;
Unité 4 - Exercice 10 - Mise en route (page 19)
Vous allez choisir et traduire le mot correct. Tu retrouves ces mots dan les dialogues.
 
Après 5 minutes, nous allons contrôler les réponses en salle de classe.
timer
1:30
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Unité 4 - Écouter - Exercice 9 & 10
timer
0:45
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik gesprekken over pretparken en de hoofdlijnen van een nieuwsbericht begrijpen;

Slide 4 - Tekstslide

Unité 4 - Écouter - Exercice 9 & 10
Unité 4 - Exercice 12 (page 20)
  • Nous allons écouter dialogue 1 et faire exercice 12.1 & 12.2
  • Nous allons écouter dialogue 2 et faire exercice 12.3

Unité 4 - Exercice 13 (page 21)
  • Nous allons écouter dialogue 1 et faire exercice 13.1, 13.2 et 13.3
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik gesprekken over pretparken en de hoofdlijnen van een nieuwsbericht begrijpen;

Slide 5 - Tekstslide

Unité 4 - Écouter - Exercice 12 & 13
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik gesprekken over pretparken en de hoofdlijnen van een nieuwsbericht begrijpen;

Slide 6 - Tekstslide

Unité 4 - Écouter & Parler: Exercice en classe
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik een sollicitatiegesprek voeren voor een vakantiebaantje in Frankrijk;
  • ... kan ik beschrijven welk baantje bij mij past aan de hand van drie karaktereigenschappen.
Exercice en classe
1. Schrijf 10 karaktereigenschappen op in het Nederlands
2. Vertaal de 10 karaktereigenschappen naar het Frans (dictionnaire)

Extra: Bedenk 2 karaktereigenschappen die op monsieur Bronkhorst van toepassing zijn en schrijf deze op je blaadje. Doe dit in het Frans.
timer
5:00
timer
1:30

Slide 7 - Tekstslide

A3G3 - Semaine 21 - Cours 2/2
Le programme d'aujourd'hui (4ème heure)
  • Pour commencer: Exercice en classe (individuel et en duo)
  • Unité 4: Écouter & Parler: Exercice 15 (individuel)
  • Unité 4: Écouter & Parler: Exercice 15 (en groupe de 3)
  • Fin du cours: Lesdoel check 
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik een sollicitatiegesprek voeren voor een vakantiebaantje in Frankrijk;
  • ... kan ik benoemen wat het verschil is tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord.
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik een sollicitatiegesprek voeren voor een vakantiebaantje in Frankrijk;
  • ... kan ik beschrijven welk baantje bij mij past aan de hand van drie karaktereigenschappen.
  • Wat hebben we in het vorige lesuur gedaan? 

Slide 8 - Tekstslide

Unité 4 - Écouter & Parler: Exercice 15
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik een sollicitatiegesprek voeren voor een vakantiebaantje in Frankrijk;
  • ... kan ik beschrijven welk baantje bij mij past aan de hand van drie karaktereigenschappen.
Unité 4 - Exercice 15 - Mise en pratique (page 22) - Partie 1
Dans cet été, vous aimerez travailler à Walibi Rhône-Alpes en France. Il y a trois offres d'emploi à Walibi. Nous allons lire les offres d'emploi ensemble. Vous allez préparer une offre d'emploi pour postuler à ce job. 

Groupe 1: Vous allez postuler pour un vendeur/une vendeuse
Groupe 2: Vous allez postuler pour un serveur/une serveuse
Groupe 3: Vous allez postuler pour un animateur/une animatrice
Exemple!

Slide 9 - Tekstslide

Unité 4 - Écouter & Parler: Exercice 15
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik een sollicitatiegesprek voeren voor een vakantiebaantje in Frankrijk;
  • ... kan ik beschrijven welk baantje bij mij past aan de hand van drie karaktereigenschappen.
Unité 4 - Exercice 15 - Mise en pratique (page 22) - Partie 2
Préparation
  • Je stelt jezelf voor in 4 zinnen (naam, leeftijd, woonplaats, etc.);
  • Je vermeldt op welke baan je solliciteert; --> Je voudrais postuler pour.....
  • Je vermeldt wat je leuk lijkt aan deze baan; --> denken aan signaalwoorden
  • Je vermeldt welke vier kwaliteiten jij hebt voor het uitvoeren van deze baan;
  • Je bedenkt een vraag die jij aan de werkgever zou stellen;

Vous avez 15 minutes pour la préparation et vous allez travailler individuel pour 8 minutes. Après 7 minutes, vous travailler en duo. Vous utilisez un dictionnaire pour traduire vos phrases. 
timer
15:00
EXEMPLE
Je m'appelle Théo. J'ai 17 ans et j'habite à Soest. Mes hobbies sont jouer au foot et jouer au tennis. Pendant les vacances, je vais en France. Je voudrais postuler pour être un vendeur dans un coin SNACK, parce que je suis très social et enthousiast. Je parle le néerlandais, le français et l'anglais. Question: Quand es-tu disponible?

Slide 10 - Tekstslide

Unité 4 - Écouter & Parler: Exercice 15
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik een sollicitatiegesprek voeren voor een vakantiebaantje in Frankrijk;
  • ... kan ik beschrijven welk baantje bij mij past aan de hand van drie karaktereigenschappen.
Unité 4 - Exercice 15 - Mise en pratique (page 22) - Partie 3
Réalisation
Vous allez travailler dans une groupe de 3 personnes. Dans chaque (elke) groupe, il y a un vendeur ou une vendeuse, un serveur ou une serveuse, ou un animateur ou animatrice. 

1. Chaque personne va 'postuler' et les autres donnent du feedback et posent des questions.
2. Vous allez remplir le tableau sur la feuille!

Als de timer afgaat, ga je weer op je eigen plek zitten. 
Ben je eerder klaar? Faites exercice 16A (page 23)
timer
8:00

Slide 11 - Tekstslide

A3G3 - Semaine 21 - Cours 2/2 - Lesdoelcheck
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik een sollicitatiegesprek voeren voor een vakantiebaantje in Frankrijk;
  • ... kan ik beschrijven welk baantje bij mij past aan de hand van drie karaktereigenschappen.
EXERCICE - Exitticket - Stelling
Ik kan een sollicitatiegesprek voeren voor een vakantiebaantje in Frankrijk en hierbij 3 karaktereigenschappen van mijzelf beschrijven. 

  • Ben je het hiermee eens of oneens? Waarom?
  • Benoem wat je eventueel nog kan verbeteren en welke feedback jij hebt gekregen tijdens je gesprekje.
Les devoirs - Jeudi 4e heure
Faire: exercice 16AB
Apprendre: Unité 4 - Apprendre 1 (page 36)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord of een persoon. Bijvoorbeeld: 
Het grote huis - la grande maison
Het felle licht - la lumière vive
In het Frans moet je hierbij op 2 dingen letten.
1. de vorm
2. de plek in de zin
Daar zit een verschil in.  Eerst komen hier de meest voorkomende bijvoeglijke naamwoorden. Je moet die goed leren!:

Slide 14 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijke naamwoord
vertaling: de kleine jongen
A
Le petit garçon
B
Le petite garçon
C
Le petits garçon
D
Le petites garçon

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijke naamwoord
vertaling: het grote huis
A
La grand maison
B
La grande maison
C
La grande maison
D
La grandes maison

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijke naamwoord:
Vertaling: de onbekende actrice.
A
L'actrice inconnu
B
L'actrice inconnue
C
L'actrice inconnus
D
l'actrice inconnues

Slide 17 - Quizvraag

Het bijwoord: C'EST QUOI?
Zegt iets over:
  • een werkwoord (hij rent snel) 
  • een bijvoeglijk naamwoord (de erg snelle jongen)
  • een ander bijwoord (hij rent te snel)
  • een hele zin 

Slide 18 - Tekstslide

Het bijwoord: LA FORME
  • Achter bijv. nmw. - ment  plaatsen 
il est un garçon rapide  --> bijv. nmw
il court rapidement -->  bijwoord
  • Bijv. nmw. moet op een klinker eindigen 
  • Eindigt het  niet op een klinker ? --> vrouwelijke vorm
    direct --> directe --> directement
    heureux --> heureuse --> heureusement

Slide 19 - Tekstslide

Onregelmatige vormen

Onderstaande bijvoeglijk naamwoorden hebben een onregelmatige vorm voor het bijwoord:

Bijv.Nw                - Bijwoord                                  - Vertaling bijwoord

bon                           bien                                                goed, lekker

meilleur                  mieux                                             beter, lekkerder

mauvais                  mal                                                  slecht

gentil                       gentiment                                    aardig, vriendelijk

long                          longtemps/longuement        lang

rapide                      vite/ rapidement                        snel

Slide 20 - Tekstslide

Waar zegt het bijwoord iets over?
A
hele zin, zelfstandig naamwoord, werkwoord
B
hele zin, werkwoord, ander bijwoord, bijvoeglijk naamwoord
C
lidwoord, onderwerp, ander bijwoord
D
persoonlijk voornaamwoord, werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Maak van "vrai" een bijwoord.
A
vraiment
B
vrai
C
vraiement
D
vraisement

Slide 22 - Quizvraag

Maak van "terrible" een bijwoord.
A
terrible
B
terribles
C
terriblement
D
terriblemant

Slide 23 - Quizvraag

Maak van absolu een bijwoord
A
absolument
B
absoluement
C
absolutement

Slide 24 - Quizvraag

Sleep de woorden naar de goede plek!
goed
slecht
beter
mal
bon
mieux
meilleur
bien
mauvais

Slide 25 - Sleepvraag

Bijwoord van:
mauvais
A
mauvaisement
B
mauvaisment
C
maul
D
mal

Slide 26 - Quizvraag

Bijwoord van:
meillleur
A
meilleurement
B
bon
C
meilleures
D
mieux

Slide 27 - Quizvraag

maken 16
verplicht 16c, d, e

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link