Anesthesie

Anesthesie
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
MTHMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Anesthesie

Slide 1 - Tekstslide

  • Bij het geven van anesthesie wordt het lichaam of een deel ervan gevoelloos gemaakt. 

  • Het middel dat daarvoor wordt gebruikt heet een anestheticum.
     Een voorbeeld van een anestheticum is Lidocaïne.

  • Anesthesie: gevoelloosheid/gevoelloos maken.

Slide 2 - Tekstslide

  • Een analgeticum neemt de pijn weg   maar het gevoel blijft. 
     Een voorbeeld van een analgeticum is
     Paracetamol.

  • Analgesie: afwezigheid van pijn (nog wel gevoel).


Slide 3 - Tekstslide

Naast een anestheticum kan er voor/tijdens en na de operatie ook andere medicatie worden gegeven, welke?

Slide 4 - Open vraag

Premedicatie 
Verminderen van angst;
Verminderen van preoperatieve pijn
Verminderen van de kans op aspiratie van zure maaginhoud.


Slide 5 - Tekstslide

medicijnen die als premedicatie kunnen worden ingezet: 
benzodiazepinen: diazepam, lorazepam, midazolam;
opiaten;

medicijnen ter vermindering van de kans op aspiratie van zure maaginhoud;
   bijv. atropine, scopolamine).

Slide 6 - Tekstslide

Medicamenteuze profylaxe 
Diepe veneuze trombose:  heparine
Orale antistolling (sintromitis/ marcoumar)
Antibiotica bij:
sterk verhoogde kans op specifiek ernstige ontstekingen (bijv. patiënten met een klepgebrek of een recent ingebrachte (vaat)prothese). Of inbrengen van prothesemateriaal.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht anesthesie
Zoek de volgende vormen van anesthesie op en beantwoord de vragen:

Algehele anesthesie - Spinale anesthesie - Plexus anesthesie - Epidurale anesthesie - Bierse anesthesie

1. Hoe wordt het toegediend?
2. Wanneer wordt het gebruikt? (noem ook min. 1 voorbeeld)
3. Wat zijn mogelijke complicaties?
timer
30:00

Slide 8 - Tekstslide

Algehele anesthesie.

  • Wordt in een ziekenhuis of instelling gegeven. 
  • Wordt gegeven door een anesthesist of anesthesioloog.
    Dit is een medisch specialist die zich bezig houdt met
    het geven van anesthesie aan patiënten die een
    operatie of een pijnlijk, belastend onderzoek moeten
    ondergaan.

Slide 9 - Tekstslide

  • Tijdens algehele anesthesie (narcose) is het hele lichaam verdoofd en is de patiënt niet meer bij bewustzijn. 

  • De vitale functies van de patiënt worden constant gecontroleerd.

  • Deze vorm van anesthesie wordt bijvoorbeeld gegeven bij ingrepen aan het hart of aan de longen.

Slide 10 - Tekstslide

Drie pijlers
Bewustzijnsverlaging [sedatie]

Pijnbestrijding [analgesie]

Spierverslapping

Slide 11 - Tekstslide

verdoving hele lichaam
   De anesthesiemiddelen kunnen intraveneus worden ingespoten of worden ingeademd [inhalatie].

   De inhalatieanesthetica worden alleen nog gebruikt bij jonge kinderen of volwassenen met prik- angst

Slide 12 - Tekstslide

beademing
   Omdat de sterke anesthesiemiddelen vaak leiden tot onderdrukking van de ademhaling en omdat bij gebruik van spierverslapping de eigen ademhaling van de zorgvrager verlamd is.

Slide 13 - Tekstslide

beademing
  • Om de luchtwegen open te houden, kan een buis  (endo-tracheale tube) ingebracht worden
  • op de buis kan beademings-apparatuur worden aangesloten
  • dit heet intuberen

Slide 14 - Tekstslide

Regionale anesthesie
Epidurale anesthesie} centraal block
Spinale anesthesie} centraal block
Plexus anesthesie
Bier’s blok

Slide 15 - Tekstslide

Regionale anesthesie.

  • Wordt in een ziekenhuis of instelling gegeven door een anesthesist.

  • Een groot deel van het lichaam wordt verdoofd. 
      De patiënt is dus bij bewustzijn. 

  • Deze vorm van anesthesie geeft minder napijn na een operatie of ingreep.

Slide 16 - Tekstslide


  • Regionale anesthesie wordt bijvoorbeeld gegeven bij een operatie aan de heup, een keizersnede of een operatie aan de arm.
  • Als patiënten, omdat zij bijvoorbeeld erg angstig zijn voor een ingreep, de voorkeur geven aan algehele anesthesie dan wordt meestal voldaan aan die voorkeur.

Slide 17 - Tekstslide

Wat kunnen voordelen zijn van regionale anesthesie versus algehele anesthesie?

Slide 18 - Open vraag

antwoord
een betere pijnstilling
een kleinere kans op misselijkheid en braken
sneller kunnen eten en drinken na de operatie
minder concentratiestoornissen na de ingreep
goedkoper

Slide 19 - Tekstslide

Centrale blocks
Bij centrale blocks worden de zenuwen ter hoogte van de rug tijdelijk geblokkeerd. Het pijnsignaal kan hierdoor de hersenen niet bereiken.

   Er bestaan twee verschillende technieken: de epidurale of peridurale anesthesie en de spinale anesthesie.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wanneer epidurale anesthesie?
Vaatchirurgie,
TURP
Cystoscopieën,
Keizersnede (sectio caesarea)
Herniaoperaties (HNP)
Ook wordt epidurale anesthesie bij thoracale ingrepen gebruikt voor de pijnbestrijding.

Slide 22 - Tekstslide

epidurale anesthesie
Bij de epidurale verdoving wordt een naald tussen de wervels opgeschoven tot in de epidurale ruimte.
In deze ruimte liggen de zenuwen die uit het ruggenmerg komen en naar een deel van het lichaam lopen [bv. de benen, de armen, de buik]

Slide 23 - Tekstslide

De huid wordt met een heel fijn naaldje verdoofd. Dat geeft een beetje een brandend en stekend gevoel.

Slide 24 - Tekstslide

De epidurale naald wordt ingebracht

Slide 25 - Tekstslide

Als de tip van de naald in de epidurale ruimte zit, wordt de katheter door de naald opgeschoven.

Slide 26 - Tekstslide

De naald wordt teruggetrokken en de katheter blijft ter plaatse.

Slide 27 - Tekstslide

Overzicht van voordelen 
De katheter kan verschillende dagen ter plaatse blijven
Geeft meestal een zeer goede postoperatieve pijnstilling
Zorgvrager kan wakker blijven tijdens de ingreep
Er is minder kans om misselijkheid of braken [maar is niet uitgesloten]




Slide 28 - Tekstslide

overzicht van nadelen
De verdoving kan onvoldoende zijn
De verdoving werkt langzaam in
Een zenuw kan gekwetst worden [zeer zeldzaam]
Er kan een bloeding optreden [zeer zeldzaam]
Er kan een bloeddrukval optreden [kan gemakkelijk opgevangen worden]
Jeuk kan soms voorkomen
Urineretentie

Slide 29 - Tekstslide

Spinale anesthesie
Bij een spinale verdoving wordt de naald iets dieper opgeschoven waardoor de punt van de naald in een soort zak komt die het ruggenmergsvocht [liquor] bevat.

Slide 30 - Tekstslide

verdoving van gebieden

Slide 31 - Tekstslide

Overzicht van voordelen
De verdoving werkt snel in
De verdoving werkt bijna altijd zeer goed
Een blaassonde is niet nodig maar blaasretentie is mogelijk waardoor een eenmalige katheterisatie nodig is
Het plaatsen van een katheter wordt niet routinematig gedaan

Slide 32 - Tekstslide

overzicht van nadelen
Hypotensie
Een zenuw kan gekwetst worden [zeer zeldzaam]
Met sommige producten kan wat lage rugpijn optreden
Post spinale hoofdpijn kan optreden [zeldzaam]
Er kan een bloeding optreden [zeer zeldzaam]


Slide 33 - Tekstslide

Plexus-anesthesie
Een arm kan worden verdoofd door de zenuwknoop (plexus) die naar de arm loopt tijdelijk uit te schakelen.
Dit gebeurt door rond de zenuwen een verdovingsmiddel te spuiten, bijvoorbeeld in de oksel of in de hals.

Slide 34 - Tekstslide

Plexus-anesthesie
   De medicatie moet vaak wel enige tijd inwerken [15 tot 30 minuten]
   De zorgvrager kan gedurende de operatie wakker blijven
   Afhankelijk van het gebruikte medicijn kan het drie tot zes uur duren voordat de verdoving volledig is uitgewerkt.

Slide 35 - Tekstslide

Bier-anesthesie/Biers-blok
Deze verdoving kan gebruikt worden bij ingrepen aan de arm of hand die dertig tot zestig minuten duren.
Om de te opereren arm wordt een bloedleegtemanchet aangebracht.
De manchet wordt opgepompt en via de perifere canule krijgt de zorgvrager een verdovingsmiddel ingespoten
Nb: in de andere arm komt ook een perifere canule
      om eventueel medicatie toe te dienen.

Slide 36 - Tekstslide

bloedleeg maken

Slide 37 - Tekstslide

Lokale anesthesie.

  • Een heel klein deel van het lichaam wordt verdoofd. 

  • Deze vorm van anesthesie wordt ook in een huisartsenpraktijk gegeven. 

  • Er hoeft geen anesthesist aanwezig te zijn.
  • Bijvoorbeeld bij verwijderen moedervlek


Slide 38 - Tekstslide

Lokale anesthesie
1. Vasoconstrictie (bloedvatvernauwing)
Adrenaline veroorzaakt vernauwing van de bloedvaten, wat leidt tot: minder bloedverlies tijdens de ingreep.
Betere zichtbaarheid van het operatiegebied voor de chirurg.

2. Lokale anesthetica, zoals lidocaïne. Door de bloedvaten te vernauwen, vertraagt adrenaline de opname van het anestheticum in het lichaam, waardoor het langer op de plaats van toediening blijft werken.


Slide 39 - Tekstslide

Tijdelijke ischemie (witte verkleuring door verminderde bloedtoevoer) na gebruik van anesthesie met adrenaline.
De doorbloeding herstelt zich na een aantal uren.

Slide 40 - Tekstslide

 Geleidingsanesthesie (vlg. Oberst):
  • Geen adrenaline
  • Gebruik van slaugje 
     (elastiekje) voor langdurige werking.​
  • Bij nagelextractie of wigexcisie.

Slide 41 - Tekstslide

Oppervlakte anesthesie.

  • De huid en/of slijmvliezen worden verdoofd.

  • Beschikbaar in 5 vormen.


Slide 42 - Tekstslide

1. Bevriezing.
  •    verdoven van een wrat
  •    incideren (insnijden) abces
2. Spray.
  • bij verwijderen corpus aliënum
     uit de neus
 3. Crême.
  • voor het inbrengen van een 
      infuus of venapunctie.
 




Slide 43 - Tekstslide

4. Druppels.
  • het oog verdoven voor een   tonometrie
  • het verwijderen van een corpus aliënum uit het oog/oor/neus

5. Tampon.
  • bij een langdurige ingreep aan de neus

Slide 44 - Tekstslide