In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
6.3 Construeren bij lenzen
Slide 1 - Tekstslide
Vervolg van 6.3
In de vorige les heb je geleerd hoe je een beeld contrueerd door middel van constructie stralen
Deze les gaan we door met 6.3
We herhalen even de constructiestralen en
gaan we de vergroting bepalen van een beeld ten opzichte van het voorwerp.
Slide 2 - Tekstslide
voorwerpsafstand en beeld afstand
De voorwerpsafstand is de afstand van het voorwerp tot het optisch midden.
De beeldafstand is de afstand van het beeld tot het optisch midden.
Slide 3 - Tekstslide
Lichtstralen
Let op:
Lichtstralen zijn niet het zelfde als de constructiestralen.
Lichtstralen kunnen op elke plek door de lens lopen.
Slide 4 - Tekstslide
voorwerpsafstand en beeld afstand
De lichtstralen lopen van het voorwerp naar het beeld langs
de randen van de lens
Slide 5 - Tekstslide
Construeer het beeld van twee stoplichten
Construeer het beeld van P
P
Q
Slide 6 - Tekstslide
Construeer het beeld van twee stoplichten
Teken de lichtstraal uit P door het midden van de lens
Slide 7 - Tekstslide
Construeer het beeld van twee stoplichten
Teken de lichtstraal uit P evenwijdig aan de optische as (hoofdas) die door het brandpunt gaat
Slide 8 - Tekstslide
Construeer het beeld van twee stoplichten
Alle lichtstralen die uit P vertrekken snijden in het beeldpunt P'.
Construeer nu beeld Q' op de zelfde manier.
Slide 9 - Tekstslide
Construeer het beeld van twee stoplichten
Lichtstralen door het midden van de lens veranderen niet van richting.
Deze lichtstralen kun je vaak goed gebruiken om de plaats van het beeld te bepalen.
Slide 10 - Tekstslide
Construeer het beeld van twee stoplichten
Beelden die je kunt projecteren op een scherm noem je reële beelden.
Het beeld in een spiegel noem je het virtuele beeld .
Al het licht dat van punt A komt vormt een lichtbundel naar het beeldpunt A*
Slide 11 - Tekstslide
Berekenen van de Vergroting
N : de vergroting
Lb (A*B*) : de grootte van het beeld (m)
Lv (AB) : de grootte van het voorwerp (m)
N=LvLb
Slide 12 - Tekstslide
Beeldvorming bij een projector
Slide 13 - Tekstslide
Beeldvorming bij een fotocamera
Slide 14 - Tekstslide
THoe groot is in de linker tekening de vergroting
A
0,5
B
1
C
2
D
0
Slide 15 - Quizvraag
Op een dia staat een boom de grootte van de boom op de dia is 2 cm. Via een projector wordt een beeld van de boom geprojecteerd op een scherm op het scherm is de boom 1,2 meter hoog. Wat is de vergroting.
A
60
B
0,6
C
1,67
D
0.0167
Slide 16 - Quizvraag
van een huis met een hoogte van 6 meter wordt een foto gemaakt. Op de foto is het huis 3cm hoog wat is de vergroting
A
2
B
200
C
0.005
D
0.5
Slide 17 - Quizvraag
Hoe noem je de plek in het midden van de lens.
Slide 18 - Open vraag
Juist of onjuist De beeldafstand is de afstand van het beeld tot het voorwerp.
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Hoeveel constructiestralen moet je tekenen om de plek van het beeld te kunnen bepalen
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 20 - Quizvraag
De linker tekening is een voorbeeld van beeldvorming bij
A
een Beamer
B
Een projector
C
een fototoestel
D
een vergrootglas
Slide 21 - Quizvraag
Bij beeldvorming waarbij het beeld groter is dan het voorwerp is de vergroting
A
groter dan 1
B
kleiner dan 1
C
gelijk aan 1
D
dat kun je met deze gegevens niet weten
Slide 22 - Quizvraag
Huiswerk
lees 6.3 digitaal
maak de vragen van 6.3 digitaal (je hebt de vorige les al een paar vragen gemaakt)
en maak je tekeningen op de werkbladen of in je schrift.