In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H1.7 Grammatica
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Lesdoelen
Zinsdeelstrepen
Persoonsvorm
Aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je de persoonsvorm herkennen en benoemen.
Aan het einde van de les kun je zinsdeelstrepen zetten in een zin.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Zinnen kun je verdelen in zinsdelen
Een zinsdeel bestaat uit één woord of een paar woorden die bij elkaar horen.
Deze kun je elk apart voor de pv plaatsen, terwijl de zin blijft kloppen.
Pietje | eet | pizza | met zijn moeder.
Slide 5 - Tekstslide
Persoonsvorm (pv)
Een belangrijk zinsdeel
In elke zin staat een persoonsvorm
Is altijd een werkwoord en bestaat meestal uit één woord
Je vindt de persoonsvorm door de zin van tijd te veranderen verleden tijd - tegenwoordige tijd / tegenwoordige tijd - verleden tijd De persoonsvorm is het woord dat moet veranderen
Slide 6 - Tekstslide
Persoonsvorm
Persoonsvormen zijn altijd werkwoorden (doe- woorden) spelen, geven, gooien, kopen
Ik verkoop mijn tas. Ik | verkoop | mijn tas. De zin staat in de t.t. en moet naar de v.t. zodat ik de pv kan vinden. --> Ik verkocht mijn tas.
Slide 7 - Tekstslide
De buurman kijkt vrolijk vandaag.
De buurman | kijkt | vrolijk | vandaag.
Wat is de pv van deze zin? Zin in een andere tijd zetten. Van t.t. naar v.t. De buurman keek vrolijk vandaag. 'kijkt' verandert van vorm en is dus de persoonsvorm :)
Slide 8 - Tekstslide
Pietje zwaait naar zijn buurman. Wat is hier de pv?
Slide 9 - Open vraag
Wanneer krijgt Pietje zijn nieuwe fiets? Wat is hier de pv?
Slide 10 - Open vraag
Hoe vind je de pv?
A
Door de zin van tijd te veranderen. Het woord dat verandert is de pv.